Biologiepagina - Begrippenlijsten

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Medisch
Datum & Land: 10/07/2017, NL
Woorden: 485


Cuticula
[Planten] waslaagje

cytosine
[Cellen] een stikstofbase

cytoplasma
[Cellen] stroperige vloeistof in de cel die bestaat uit water met allerlei opgeloste stoffen en organellen

cytosine
[DNA] een stikstofbase

darmvlokken
[Vertering] zijn de vlokkige aanhangsels in de darmen (vooral in de dunne darm) die het oppervlakte vergroten en microvilli op de cellen bevatten

darmsap
[Vertering] sap dat enzymen bevat die de vertering van eiwitten en koolhydraten voltooien

darmflora
[Vertering] de bacterien in de dikke darm

darmplooien
[Vertering] de darmwand van de dunne darm is geplooid. Deze darmplooien zorgen voor een enorme oppervlaktevergroting. Op de plooien bevinden zich talrijke uitstulpingen, de darmvlokke

Desaminering
[Gaswisselinguitscheiding] Het verwijderen van de aminogroep (-NH2) van een aminozuur

desoxyribose
[Cellen] een suiker met 5 C-atomen per molecuul, bestanddeel van DNA

desoxyribose
[DNA] een suiker met 5 C-atomen per molecuul, bestanddeel van DNA

Detoxificatie
[Gaswisselinguitscheiding] Ontgiftigen

denitrificerende bacterie
[Ecosysteem] bacterie die verantwoordelijk is voor denitrificatie; zet nitraationen om ingasvormig stikstof (N2)

Dissimilatie
[Energie] de afbraak van organische moleculen tot kleinere moleculen, met als doel energie vrijmaken

Dialyse
[Gaswisselinguitscheiding] Zuiveren van het bloed

diffusie
[Onderzoek] verplaatsing van een stof van een hoge concentratie naar een lage concentratie

dipeptide
[Vertering] stof waarvan elk molecuul bestaat uit twee aminozuureenheden. Een dipeptide onstaat uit twee aminozuren door condensatie.

Diploïd
[Voortplanting] (=2n) Twee chromosomensets per kern (cel). Elk stel chromosomen komt van één ouder. Chromosomen komen dus voor in paren.

DNA
[DNA] desoxyribonucleïnezuur, een keten (molecuul) opgebouwd uit nucleotiden, die bestaan uit een suiker (desoxyribose) een stikstofbase en een fosfaatgroep

DNA-polymerase
[DNA] enzym dat langs de enkelvoudige nucleotideketens schuift tijdens de DNA-replicatie en er voor zorgt dat er DNA dubbelstrengen ontstaan

DNA-replicatie
[DNA] het kopieren van het DNA, waarna een chromosoom bestaat uit twee chromatiden die vastzitten met een centromeer

DNA-sequentie
[DNA] volgorde van de vier bouwstenen waaruit DNA is opgebouwd

Dode ruimte
[Gaswisselinguitscheiding] Ongeveer 150 mL lucht komt niet verder dan de bronchie, luchtpijp, keel- of neusholte

Donkerreactie
[Planten] deelproces van de fotosynthese waarbij koolstofdioxide wordt gereduceerd met behulp van waterstof en ATP. Waterstof en ATP zijn tijdens de lichtreactie ontstaan

draagkracht
[Ecosysteem] 1. Maximale grootte van een populatie die een ecosysteem kan , 2. Maximale beïnvloeding van een ecosysteem door invloeden van buitenaf waarbij een ecosysteem zich nog kan handhaven.

dubbelblind onderzoek
[Onderzoek] een onderzoek waarbij de proefpersoon en de onderzoeker niet weet of de proefpersoon de placebo of het echte medicijn krijgt toegediend

duurzaamheid
[Ecosysteem] dat de invloed van de activiteiten van de mens geen blijvende schade aanricht aan het milieu, zodat ook toekomstige generaties er gebruik van kunnen maken

Echoscopie
[Voortplanting] vorm van prenatale diagnostiek waarbij de arts mbv geluidsgolven de foetus onderzoekt

ecosysteem
[Ecosysteem] min of meer begrensd gebied met bepaalde eigenschappen waarbinnen de abiotische en biotische factoren een eenheid vormen

eiwitsynthese
[Cellen] proces, waarbij uit aminozuren polypeptiden (eiwitten) worden gemaakt. Dit gebeurt aan de ribosomen met behulp van mRNA

Eiwit
[Energie] proteïne of eiwit is een stof waarvan elk molecuul is opgebouwd uit veel aminozuur-eenheden

eiwit
[Vertering] proteïne of eiwit is een stof waarvan elk molecuul is opgebouwd uit veel aminozuur-eenheden

eiwit
[DNA] proteïne of eiwit is een stof waarvan elk molecuul is opgebouwd uit veel aminozuur-eenheden

Elektron
[Planten] een negatief geladen deeltje

Elektronentransportketen
[Planten] een keten van elektronentransporterende co-enzymen, waarbij elektronen van een hoog energieniveau naar een laag energieniveau gaan, zodat er energie vrij komt. Proces vindt plaats in mitochondriën en chloroplasten.

Embryo
[Voortplanting] kiem; 1. Jong plantje binnen een zaad 2. Ontwikkelingstadium van een dier binnen een ei of in de baarmoede.

emigratie
[Ecosysteem] individuen die wegtrekken uit een populatie

Emulgeren
[Gaswisselinguitscheiding] Het verkleinen van vetdruppeltjes

emulgeren
[Vertering] van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes maken

enzymen
[Vertering] biokatalysator. Organische stof die stofwisselingsprocessen versnelt zonder zelf verbruikt te worden

endoplasmatisch reticulum
[Cellen] ingewikkeld netwerk van dubbele membranen in de cel, dienend als transportkanalen

endocytose
[Onderzoek] het opnemen van stoffen via membraanblaasjes de cel in

Endodermis
[Planten] binnenste cellenlaag van de schors (Schorsgrenslaag), vooral bij wortels. De endodermis is betrokken bij de selectieve opname van stoffen door de wortel.

epigenetica
[DNA] de studie van wijzigingen in de genexpressie zonder dat er wijzigingen in de dna-sequentie plaats vinden

epigenetische factoren
[DNA] invloeden die de werking van genen beinvloeden, zoals stress, voeding en drugs

Essentieel aminozuur
[Energie] aminozuur dat je perse via je voedsel moet binnen krijgen en niet zelf kunt aanmaken

Essentieel aminozuur
[Gaswisselinguitscheiding] Aminozuur die je lichaam niet zelf kan maken (via transaminering) en perse in je voedsel moet zitten

eukaryoot
[Onderzoek] bij dit organisme ligt het DNA in de celkern (cel bevat organellen)

eukaryoot
[Cellen] met een celkern

eukaryoot
[DNA] bij dit organisme ligt het DNA in de celkern (cel bevat organellen)

eutrofiëring
[Ecosysteem] sterke toename van de hoeveelheid mineralen (o.a. fosfaat en nitraat) in oppervlaktewater, waardoor voedselrijk water ontstaat

exocytose
[Onderzoek] het afgeven van stoffen via membraanblaasjes de cel uit

Expiratoir reservevolume
[Gaswisselinguitscheiding] Hoeveelheid lucht die bij een maximale ademhaling extra kan worden uitgeademd (ERV)

externe milieu
[Onderzoek] de omgeving van een organisme

Ferritine
[Gaswisselinguitscheiding] Is een eiwit dat zorgt voor de binding van ijzer bij de opslag in de lever en het beenmerg

flagel
[Onderzoek] een zweepstaart

flagel
[Cellen] een zweepstaartje

Fotosynthese
[Energie] proces, waarbij water en koolstofdioxide met behulp van het zonlicht worden omgezet in zuurstof en glucose

fosfolipide
[Onderzoek] bouwsteen van het celmembraan, bevat een hydrofobe staart en hydrofiele kop

Fosfaat
[Energie] anorganische stof met het element fosfor (P)

Fosfaataccu
[Energie] de ATP voorraad en CP voorraad samen

Foetus
[Voortplanting] foetus of ouder embryo, bij een foetus zijn de organen al aangelegd. Zo noem je het embryo na 8 weken

Follikel
[Voortplanting] blaasje met een eicel in de eierstok, dat tijdens de ontwikkeling van een eicel groter wordt en uiteindelijk open barst

Fotorespiratie
[Planten] de reactie bij fotosynthese waarbij rubisco zuurstof bindt in plaats van CO2

fosfolipide
[Cellen] bouwsteen van het celmembraan, bevat een hydrofobe staart en hydrofiele kop

Fosforylering
[Planten] het koppelen van een fosfaatgroep aan een stof

Foto-autotroof
[Planten] in staat tot fotosynthese, om daarbij uit anorganische stoffen organische stoffen te vormen

Fotosynthese
[Planten] proces, waarbij water en koolstofdioxide met behulp van het zonlicht worden omgezet in zuurstof en glucose

FSH
[Voortplanting] follikelstimulerend hormoon, hormoon dat door de hypofyse wordt afgescheiden en in de eierstokken o.a. de follikelrijping stimuleert

gal
[Vertering] afscheidingsproduct van de lever, dat een mengsel is van o.a. galzure zouten. Deze galzouten emulgeren vetten en bevorderen de vertering van vetten.

galgang
[Vertering] vervoert gal van de galbuis naar de twaalfvingerige darm

Gameten
[Planten] geslachtscellen

Gameten
[Voortplanting] geslachtscellen (eicellen en zaadcellen)

Geslachtshormonen
[Voortplanting] stoffen die via het bloed de werking van de voortplantingsorganen regelen

Geslachtelijke voortplanting
[Voortplanting] reproductie waarbij twee ouderlijke individuen betrokken zijn

genoommutatie
[DNA] mutaties waarbij het aantal chromosomen in een cel veranderd is

genregulatie
[DNA] het aan- of uitzetten van een gen

genoom
[DNA] de volledige set genen vane en organisme inclusief niet-coderend DNA

genexpressie
[DNA] het tot uiting komen van een gen

gen
[Cellen] een gedeelte van het chromosoom met gecodeerde informatie voor een erfelijke eigenschap. Een gen bevat de informatie voor een polypeptide (eiwit), dat gewoonlijk een essentiele rol speelt bij het tot stand komen van het fenotype.

gen
[DNA] een gedeelte van het chromosoom met gecodeerde informatie voor één erfelijke eigenschap. Een gen bevat de informatie voor een polypeptide (eiwit), dat gewoonlijk een essentiële rol speelt bij het tot stand komen van het fenotype

genetische modificatie
[Cellen] veranderen van het DNA van een bepaald organisme, bijv. het overbrengen van DNA van het ene organisme naar het andere.

genetische modificatie
[DNA] veranderen van het DNA van een bepaald organisme, bijv. het overbrengen van DNA van het ene organisme naar het andere.

Gele lichaam
[Voortplanting] onderdeel van een eierstok, dat gevormd wordt uit de follikel na eisprong en zorgt voor progesteronproductie

ggo
[DNA] genetisch gemodificeerd organisme

glycogeen
[Vertering] een polysacharide van glucose, die opgeslagen kan worden in lever en spieren

Glycogeen
[Energie] door veel glucose aan elkaar te koppelen als glycogeen kan dit worden opgeslagen in lever en spieren

Glucose
[Energie] belangrijk monosachararide met 6 C-atomen, wordt gevormd bij de fotosynthese en afgebroken bij de dissimilatie.

Glycerol
[Energie] een vetmolecuul is opgebouwd uit 1 glycerol en 3 vetzuurstaarten

Glomerulus
[Gaswisselinguitscheiding] Kluwentje van haarvaten in elk nierkapsel, speelt een rol in de ultrafiltratie

Glucagon
[Gaswisselinguitscheiding] Hormoon gevormd in de alvleesklier in de eilandjes van Langerhans. De werking is tegengesteld aan de werking van insuline. Glucagon verhoogt het glucosegehalte van het bloed

golgi-systeem
[Cellen] organel waarin o.a. eiwitten worden opgeslagen en uiteindelijk vorm gegeven / opeenstapeling van platte blaasjes, elk omgeven door een membraan

Gonorroe
[Voortplanting] seksueel overdraagbare aandoening; bacterie-infectie; ook wel druiper genoemd

Grana
[Planten] stapeltje van thylakoiden in een chloroplast

groenbemesting
[Ecosysteem] het verbouwen van vlinderbloemige planten op grond die arm is aan nitraationen

grondplasma
[Cellen] cytoplasma zonder organellen.

guanine
[Cellen] een stikstofbase

guanine
[DNA] een stikstofbase

habitat
[Ecosysteem] woonplaats van een organisme.

Haploïd
[Voortplanting] met een enkel (n) stel chromosomen per kern. Geslachtscellen(gameten) zijn voorbeelden van haploide cellen