Mokums - Amsterdams

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur
Datum & Land: 21/10/2020, Nl
Woorden: 2881


Grandes
(Amsterdams) agent

Gratenkut
(Amsterdams) mager meisje

Grammofoonplaat
(Amsterdams) biseksueel (van twee kanten bespeelbaar)

Graftak
(Amsterdams) bejaarde

Guttegut
(Amsterdams) ach

Hassebassie
(Amsterdams) borreltje (jenever)

Hartversterkertje
(Amsterdams) borreltje (jenever)

Hartjesdag
(Amsterdams) eerste maandag na Hemelvaart (15 augustus, katholieke dag)

Harses, hasses
(Amsterdams) hoofd, maar ook hersens

Happertje
(Amsterdams) drinkfontijn op straat en met name in parken

Hangjas
(Amsterdams) een goed gekleedde man

Hannissen, hannessen
(Amsterdams) lummelen, uitvreten, iets niet voor elkaar krijgen

Hanepen
(Amsterdams) bitse vrouw, viswijf

Hanggans
(Amsterdams) woord uit 2006, laatste klant in een café

Handgeld
(Amsterdams) aanbetaling, blijk van goed vertrouwen

Halve zool
(Amsterdams) gek, niet goed wijs

Halve meijer
(Amsterdams) vijftig gulden

Hakketakken
(Amsterdams) stamelen, niet goed uit je woorden komen

Hades
(Amsterdams) onderwereld

Hakketakken
(Amsterdams) bits doen, kibbelen

Hachie
(Amsterdams) zaakje, (mijn hachie is gekocht = ik heb het wel voor elkaar maar ook

Hachelen
(Amsterdams) eten ('niet te hachelen')

Haberdoedas
(Amsterdams) kleinigheidje

Haberdoedas
(Amsterdams) klap, stomp

Habberdesnak
(Amsterdams) penis

Habbelebabs
(Amsterdams) vrouwelijk geslachtsdeel (afkomstig van de bijnaam van een club in de hoerenbuurt van De Pijp anno 1900)

Habbekrats
(Amsterdams) koopje, bijna voor niets

Haarlemmerdijkie
(Amsterdams) ruzie maken

Haarlemmerdijkie
(Amsterdams) flauwekul verkopen, in de maling nemen

Haar op de dijk
(Amsterdams) vrouwen in aantocht

Haar in de zaak
(Amsterdams) vrouw in de winkel

Hens
(Amsterdams) brand (het huis staat in de hens)

Heremijntijd
(Amsterdams) uitroep van verbazing (net als attenoje)

Heuler
(Amsterdams) meeprater, slijmerd

Heug
(Amsterdams) vrolijkheid (tegen heug en meug)

Hengst
(Amsterdams) klap, knal

Hens
(Amsterdams) iedereen die kan moet er zijn (alle hens aan dek)

Hengst
(Amsterdams) potente vent, een man die de vrouwtjes kan bekoren

Hengelen
(letterlijk) (Amsterdams) vissen 01, met je hengeltje een vissie op het dorge proberen te krijgen

Hengelen
(figuurlijk) (Amsterdams) vissen 02, 'vissen' naar complimenten

Heisa
(Amsterdams) toestand, ophef

Heibel
(Amsterdams) onrust stoken, ruzie

Heitje
(Amsterdams) kwartje, 25 cent

Hemelen
(Amsterdams) dood gaan of net dood zijn gegaan (hij gaat hemelen)

Heis
(Amsterdams) klap

Hittepetit
(Amsterdams) driftig persoontje (wordt van een vrouw gezegd), je moet haar met fluwelen handschoenen aanpakken

Hijsbakkie
(Amsterdams) lift

Hoerenkast
(Amsterdams) bordeel

Hoerensloep
(Amsterdams) grote auto, vaak zo'n ouderwetse Amerikaan

Hommeles
(Amsterdams) twist, herrie, ruzie, narigheid

Hompetent
(Amsterdams) zaak van niks (waardeloos café, hotel of restaurant)

Hond uitlaten
(Amsterdams) biertje halen

Hondje
(Amsterdams) dubbeltje, tien cent

Horekaffer
(Amsterdams) kroegeigenaar

Hotel de houten lepel
(Amsterdams) gevangenis

Hoteldebotel
(Amsterdams) helemaal van streek, stapelgek, dolverliefd

Hotemetoot
(Amsterdams) persoon met aanzien, bobo

Hout
(Amsterdams) niets (ik snap er geen...van, ook 'jota')

Houten bek
(Amsterdams) erge dorst (op de timmerscheepswerf)

Houten bek
(Amsterdams) pech, ergens te laat voor komen en het daardoor missen (avondeten bijvoorbeeld)

Houtje
(van het...) (Amsterdams) katholiek zijn

Hubekulubus
(hubekelubus) (Amsterdams) schompes, leplazerus

Huissiesmelker
(Amsterdams) huisbaas

Ibbel
(iebel) (Amsterdams) tureluurs, ergens compleet gek van worden

Ietsie pietsie
(Amsterdams) een klein beetje, heel klein

IJpsen
(Amsterdams) zeuren

IJpsen
(Amsterdams) treuzelen

IJlie
(Amsterdams) kouwe kak

IJlie
(Amsterdams) drukte om niets, 'maak niet zo'n ijlie'

Impost
(Amsterdams) belasting (lijkt sterk op het huidige 'impuestos' dat Spaans is voor belasting)

Innemen
(Amsterdams) flink drinken

Inrukken
(Amsterdams) naar de remise terugkeren

Innemen
(Amsterdams) goederen voor de verkoop innemen en later afrekenen

Innemen
(Amsterdams) een broek korter maken

Indekkertje
(Amsterdams) je indekken voor een tegenvaller

Inkakken
(Amsterdams) futloos, de rek is eruit

In elkaar trimmen
(ook wel tremmen) (Amsterdams) pak slaag geven

In de zeik genomen
(Amsterdams) voor de gek gehouden

In de smiezen houden
(Amsterdams) in de gaten houden

In de lorum zijn
(Amsterdams) dronken

In de feiling (veiling) nemen
(Amsterdams) in de maling nemen, voor de gek houden

Ipad
(Amsterdams) Ipod maar dan op zijn goois uitgesproken, tegenwoordig ook echt een apparaat dus achterhaald

Ipod
(spreek uit aaipot) (Amsterdams) knuffellesbiënne

Jatteneur
(Amsterdams) dief

Jatten
(Amsterdams) handen, vingers

Jatten
(Amsterdams) stelen

Jatten
(Amsterdams) aanwijsstokjes (uit het Joods)

Jatschore
(Amsterdams) gestolen spullen

Jatmous, jatmoos
(Amsterdams) eerste geld van de dag, wordt meestal op gespuugd voor de mazzel

Jantjes
(Amsterdams) zeelui, matrozen

Janker
(Amsterdams) harmonica

Janjurk
(Amsterdams) iemand die helemaal niets kan

Jan Doedel
(Amsterdams) voor niks gedaan

Jan Klaasen
(Amsterdams) penis

Jan met de pet
(Amsterdams) de gemiddelde arbeider

Jan Doedel
(Amsterdams) slappeling, sulletje

Jan de wandelaar
(Amsterdams) whiskey (Johnny Walker)

Jan Doedel
(Amsterdams) jenever

Jammeren
(Amsterdams) zeuren

Jajem
(Amsterdams) jenever