I het paar zelfst.naamw. Uitspraak: [ par ] Verbuigingen: paren (meerv.) 1) tweetal dat bij elkaar hoort Voorbeelden: 'een paar schoenen' , 'bruidspaar' Synoniem: stel 2) enkele Voorbeeld: 'iets een paar keer opnieuw proberen' Synoniem: enige II paar bijv.naamw. Uitspraak: [ par ] (van een getal) deelbaar door t...
1) Span 2) Een stuk of wat 3) Set 4) Stelletje 5) Duo 6) Stel 7) Sommige 8) Gespan 9) Zijrivier van de Donau 10) Tweespan 11) Aantal 12) Rivier in Beieren 13) Man en vrouw 14) Hoeveelheid 15) Tweetal 16) Twee 17) Koppel 18) Enige 19) Natuurlijk getal 20) Telwoord 21) Even in getal 22) Even 23) Enkele 
(huishouden) Twee op basis van huwelijk, partnerschapsregistratie of samenwoonrelatie bij elkaar behorende personen.
onbepaald telwoord - Jaar van herkomst: 1731-1735 (WNT )
stel, koppel (toon de herkomst via de etymologiebank)
twee bij elkaar vb: ik heb twee paar schoenen gekocht
•stel, twee van een soort die bij elkaar horen. •enkele maar niet heel veel.
[I] enkele [II] stel, koppel
(twee) Een paar is twee zaken of personen die bij elkaar horen, koppel (paar schoenen, koninklijk paar). [basiswoordenlijst groep 4]