I aan bijwoord Uitspraak: [ an ] in werking Voorbeeld: 'De radio staat aan.' Antoniem: uit II aan voorzetsel Uitspraak: [ an ] 1) 《je gebruikt dit woord om te zeggen voor wie iets is》 Voorbeeld: 'een boek aan iemand geven' Synoniem: voor het is aan jou om ... (jij beslist of ...) 'Het is aan jou of we weggaan.' 2)
1) Aangaande 2) Niet uit 3) Die brandt 4) Ongeveer 5) Sedert 6) Voorzetsel 7) Aansporen 8) Uit 9) Vanaf 10) Langs 11) Zowat 12) Sinds 13) Dichtbij 14) Nabij 15) Naast 16) Brandend 17) Bijwoord 18) Ingeschakeld 19) In werking 20) Boven 21) Tegenovergesteld van af 22) Plusminus 23) Rivier in Nieuw-Zeeland 
voorzetsel; bijwoord
uitdr.: Voorbeeld: ‘aan en bij staan’: dichtbij (om toezicht te houden), bij of in de buurt. - Voorbeeld: ‘Theresia stond daar aan en bij’