begaan werkw. Uitspraak: [ bəˈxan ] Afbreekpatroon: be·gaan Vervoegingen: beging (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft begaan (volt.deelw.) 1) doen (iets slechts) Voorbeelden: 'een stommiteit begaan' , 'een misdaad begaan' Synoniem: plegen 2) iemand laten begaan (iemand niet stoppen) Synoniemen: bedrijven betij...
1) Bedrijven 2) Beheren 3) Belopen 4) Besturen 5) Betijen 6) Betreden 7) Betrokken 8) De daad volvoeren 9) Deernis 10) Doen 11) Medelevend 12) Medelijden hebben 13) Medelijden hebbend 14) Meelevend 15) Perpetreren 16) Plegen 17) Te werk gaan 18) Uithalen 19) Zich vergrijpen aan 20) Zijn gang gaan 1) Bedrijven 2) Belopen 3) Betreden 4) Betijen 5) Bewandelen 6) Medelijdend 7) Meelevend 8) Perpetreren 9) Plegen 10) Uithalen 11) Volvoeren 
het doen vb: Paco heeft een misdrijf begaanmet iemand meeleven vb: zij is altijd erg begaan met ons gezin
•iets doen dat onjuist of verboden is. •een plaats betreden.
te werk gaan, een daad volvoeren
bestuur, beheer, handelwijze, inrichting - Voorbeeld: ‘De mensen bezagen het schone koppel en wisten al een woord over hun begaan en hun bezit’