denderen werkw. Uitspraak: [ dɛnderə(n) ] Afbreekpatroon: den·de·ren Vervoegingen: denderde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedenderd (volt.deelw.) hard en met veel lawaai rijden Voorbeelden: 'De bus denderde door de straat.' , 'Elk kwartier dendert een sneltrein langs ons huis.' Synoniemen: daveren dreunen razen Intensiveringen... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/denderen