desinfecteren werkw. Uitspraak: [ dɛsɪnfɛkˈterə(n) ] Afbreekpatroon: des·in·fec·te·ren Vervoegingen: desinfecteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedesinfecteerd (volt.deelw.) ontdoen van ziektekiemen Voorbeeld: 'je handen desinfecteren' Synoniem: ontsmetten Synoniemen: ontsmetten 
1) Steriliseren 2) Ontsmetten 3) Grondig reinigen 
ontsmetten
(Ontsmetten) Het grondig schoonmaken van grond, planten of gereedschap om bacteriën, schimmels en ander ongedierte te doden. 
Iets van infectie ontdoen, met name door het vernietigen van schadelijke micro-organismen.
ontsmetten met behulp van ontsmettend materiaal, vrijmaken van ziektekiemen
ontsmetten (toon de herkomst via de etymologiebank)
Bacterie- en kiemvrij maken.
zorgen dat er geen bacteriën meer in zitten vb: zij desinfecteerde de wond met jodium
ontsmetten
Desinfecteren is een wond schoonmaken om ontsteking te voorkomen. [basiswoordenlijst groep 8]