duren werkw. Uitspraak: [ ˈdyrə(n) ] Afbreekpatroon: du·ren Vervoegingen: duurde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geduurd (volt.deelw.) bepaalde tijd nodig hebben Voorbeeld: 'De vakantie duurt zes weken.' Het zal mijn tijd wel duren. (<dit zeg je als je je ergens niet druk over maakt>) Synoniemen: aanhouden beklijven dulden ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/duren
tijd in beslag nemen vb: die oorlog duurt al jaren zo lang als het duurt [het zal wel weer gauw voorbij zijn] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=duren