het feest zelfst.naamw. Uitspraak: [ fest ] Verbuigingen: feesten (meerv.) 1) bijeenkomst om een vrolijke gebeurtenis te vieren Voorbeeld: 'een feestje voor je verjaardag geven' een feestje houden/bouwen (een feestje organiseren) Het is niet alle dagen feest. (alles is niet altijd even makkelijk of leuk) Dat feest gaat niet door. (d...
1) Aanleiding tot vreugde 2) Bal 3) Ceremonie 4) Evenement 5) Feestelijkheid 6) Festijn 7) Festival 8) Festiviteit 9) Fuif 10) Galabal 11) Gelegenheid voor viering 12) Heugelijke viering 13) Heuglijke viering 14) Hoogtij 15) Naamdag 16) Officiële herdenking 17) Partij 18) Partijtje 19) Party 20) Sociale gelegenheid 1) Afterparty 2) Bal 3) Banket 4) Beiram 5) Bruiloft 6) Carnaval 7) Ceremonie 8) Evenement 9) Festival 10) Festiviteit 11) Festijn 12) Fiësta 13) Fuif 14) Gala 15) Galaavond 16) Gallabond 17) Hoogtij 18) Hoogtijd 19) Huldiging 20) Instuif 21) Jool 22) Kerst 23) Kerstmis 24) Kinderfeest 25) Koninginnedag 
vreugdevolle viering (toon de herkomst via de etymologiebank)
plechtige of vrolijke viering van iets vb: Sinterklaas vind ik een gezellig feest
•een vermakelijke en vreugdevolle sociale gelegenheid.
viering
viering