hij pronoun Uitspraak: [ hɛi ] <je gebruikt dit woord als je naar een man of naar een de-woord verwijst, als die of dat het onderwerp van de zin is> Voorbeelden: 'Mijn vader is vroeg opgestaan. Hij gaat vissen.' , 'De auto staat al tijden voor de deur. Hij is kapot.' , 'Hij had best willen komen, maar zijn vriendin wilde niet.' Spre... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/hij