de lauwer zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: lauweren Verbuigingen: lauwertje 1) blad van de laurier, met name gebruikt in een krans als eerbetoon 2) leerlooier Spreekwoorden en zegswijzen • op je lauwer en rusten (=niets doen en genieten van de vrije tijd) Naar de spreekwoorden 
1) Zegekrans 2) Laurierkrans 3) Krans van laurierblad 4) Erepalm 5) Krans van laurier 6) Roem 7) Lofkrans 8) Plant 
krans van laurieren
komfoor der loodgieters om soldeerbouten te warmen (VD I 1) - Voorbeeld: ‘De jongen van de blikslager had een vuurtje gestookt en zat te blazen op de vunzende houtskolen in zijn lauwertje - waarin de dikke heer de ijzers te gloeien had gelegd’
krans van laurieren
woord uit 1812, uitleg bij teksten van E.J. Potgieter (1808 - 1875) onderscheiding, bekroning.
komfoor (toon de herkomst via de etymologiebank)