opbellen werkw. Uitspraak: [ ˈɔbɛlə(n) ] Afbreekpatroon: op·bel·len Vervoegingen: belde op (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft opgebeld (volt.deelw.) via de telefoon contact zoeken Voorbeelden: 'Bel even op als je weet hoe laat je aankomt.' , 'de dokter opbellen om een afspraak te maken' Synoniemen: : bellen, telefoneren Synonieme... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/opbellen
door middel van een apparaat (de telefoon) op afstand met iemand praten vb: kan ik hier opbellen? Synoniemen: bellen telefoneren Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=opbellen