
opbellen werkw. Uitspraak: [ ˈɔbɛlə(n) ] Afbreekpatroon: op·bel·len Vervoegingen: belde op (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft opgebeld (volt.deelw.)
via de telefoon contact zoeken Voorbeelden: 'Bel even op als je weet hoe laat je aankomt.' , 'de dokter opbellen om een afspraak te maken' Synoniemen: : bellen, telefoneren Synoniem...
Gevonden op
https://woorden.org/woord/opbellen

1) Telefonisch benaderen 2) Aanbellen 3) Oproepen 4) Telefoneren
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Opbellen/1
Uit `De lagere vaktalen: Taal van post-, telegraaf- en telefoonpersoneel` 1914 een perceel opbellen.
Gevonden op
https://encyclo.nl/lokaal/10742
door middel van een apparaat (de telefoon) op afstand met iemand praten vb: kan ik hier opbellen?
Synoniemen: bellen telefoneren
Gevonden op
https://mowb.muiswerken.nl/

•"iemand ~": iemand telefonisch proberen te bereiken.
Gevonden op
https://nl.wiktionary.org/wiki/opbellen
Geen exacte overeenkomst gevonden.