opgroeien werkw. Uitspraak: [ ˈɔpxrujə(n) ] Afbreekpatroon: op·groei·en Vervoegingen: groeide op (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is opgegroeid (volt.deelw.) (van een kind) ouder worden Voorbeeld: 'opgegroeid op het platteland' Synoniemen: groeien uitgroeien Spreekwoorden en zegswijzen • zijn kinderen in het wild laten Gevonden op https://www.woorden.org/woord/opgroeien