de scheut zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ sxøt ] Verbuigingen: scheuten (meerv.) 1) nieuwe tak aan een plant Voorbeeld: 'Als je in het voorjaar de jonge scheuten afknipt, bloeit hij mooier.' Synoniem: loot 2) kleine hoeveelheid vloeistof die je schenkt of giet Voorbeeld: 'een scheutje room in de koffie' 3) Gevonden op https://www.woorden.org/woord/scheut
1.trek, teug Voorbeeld: ‘Ze tikten de glazen tegeneen, wensten geluk aan elk end een en zonder plichtpleging, kwakten ze in één scheut de goede drank naar binnen’ 2.bui, bevlieging (VD 5, Lo) Voorbeeld: ‘Vandaar bespraken zij de bijzonderheden van hun eigen huishouden, - de doening en de hebbelijkheden van het mannevolk in 't alge... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php
Jonge of eenjarige, nog niet verhoute stengel van een plant. Een scheut uit het vorige jaar is meestal verhout en dikker en noemt men dan vaak tak of cordon. Bij druiven vindt in het late najaar, de winter en het vroege voorjaar snoei plaats van de verhoute delen van de plant. Gedurende het groeiseizoen snoeit men vaak de te sterk groeiende scheute... Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10942