stoken werkw. Uitspraak: [ ˈstokə(n) ] Afbreekpatroon: sto·ken Vervoegingen: stookte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gestookt (volt.deelw.) 1) (een ruimte) met een kachel verwarmen Voorbeeld: 'je huis warm stoken in de winter' 2) als brandstof gebruiken Voorbeelden: 'hout stoken in de open haard' , 'een vu... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/stoken
laten branden vb: op het strand hebben ze een groot vuur gestookt veel moeten stoken [de verwarming veel moeten laten branden] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=stoken