de vakantiedag zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: va·kan·tie·dag Verbuigingen: vakantiedagen (meerv.) Verbuigingen: vakantiedagje (verkleinwoord) een dag dat je niet hoeft te werken maar waarop het loon wel wordt doorbetaald Voorbeelden: 'Iedere werknemer heeft recht op 20 vakantiedagen bij een volledige baan.' , 'Er zijn verplichte vaka... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/vakantiedag
periodiek terugkerende of jaarlijks toegekende dag waarop iemand is vrijgesteld van werk of school en die men in de regel aan ontspanning of recreatie besteedt; dag bestemd voor vakantie Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/vakantiedag