verslaan werkw. Uitspraak: [ vərˈslan ] Afbreekpatroon: ver·slaan Vervoegingen: versloeg (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft verslagen (volt.deelw.) 1) (een tegenstander) overwinnen Voorbeeld: 'de vijand verslaan' 2) een verslag geven van (gebeurtenissen) Voorbeeld: 'de voetbalwedstrijd verslaan' Synoniemen: a...
1) Aanbrengen 2) Afdrogen 3) Afnemen 4) Bekoelen 5) Bevangen 6) Doden 7) Doodslaan 8) Inmaken 9) Inpakken 10) Kloppen 11) Lessen 12) Melden 13) Neerslaan 14) Onthutsen 15) Overbrengen 16) Overwinnen 17) Rapporteren 18) Refereren 19) Uitschakelen 20) Vellen 21) Verbazen 22) Verdrijven 23) Verjagen 24) Verschalen 1) Aanbrengen 2) Afnemen 3) Bevangen 4) Buiten gevecht stellen 5) Doodslaan 6) Inmaken 7) Kloppen 8) Melden 9) Overbrengen 10) Overklassen 11) Overstemmen 12) Overwinnen 13) Rapporteren 14) Refereren 15) Uitschakelen 16) Vellen 17) Verjagen 18) Winnen 19) Zegevieren 
de beste zijn, de meeste punten halen vb: hij heeft al zijn tegenstanders verslagen Synoniemen: kloppen winnen zegevieren Tegenstelling: verliezen
•een definitieve overwinning boeken over een tegenstander.
overwinnen