verjagen werkw. Uitspraak: [ vərˈjaxə(n) ] Afbreekpatroon: ver·ja·gen Vervoegingen: verjoeg (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft verjaagd (volt.deelw.) dwingen weg te gaan Voorbeeld: 'Met dat lawaai verjaag je alle vogels.' Synoniemen: : wegjagen, verdrijven Synoniemen: afschrikken bannen bezweren uitbannen uitstoten uitwijzen uitze...
1) Afslaan 2) Verbannen 3) Verdrijven 4) Verslaan 5) Verstoten 6) Verstrooien 7) Afschrikken 8) Uitdrijven 9) Uitzetten 10) Uitbannen 11) Uitstoten 12) Voortdrijven 13) Bezweren 14) Uitwijzen 15) Terugdrijven 16) Wegjagen 17) Wegdrijven 18) Bannen 19) Wegbannen
zorgen dat ze naar een andere plaats gaan vb: de vluchtelingen zijn verjaagd uit hun land
verdrijven