verwijten werkw. Uitspraak: [ vər'wɛitə(n) ] Afbreekpatroon: ver·wij·ten Vervoegingen: verweet (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft verweten (volt.deelw.) (iemand) schuldig achten aan of beschuldigen van (iets) Voorbeelden: 'iemand iets verwijten' , 'Er valt hem niets te verwijten.' , 'We hoeven ons niets te verwijten.' Synoniem: kw... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/verwijten