voorhouden werkw. Uitspraak: [ 'vorhɑudə(n) ] Afbreekpatroon: voor·hou·den Vervoegingen: hield voor (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft voorgehouden (volt.deelw.) 1) iemand een spiegel voorhouden (iemand het verkeerde van zijn of haar gedrag duidelijk maken) 2) (een verwachting of een idee over hoe de wereld in ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/voorhouden
voor iets of iemand houden vb: we hebben haar de trui voorgehouden om te zien of hij goed stond iemand een fopspeen voorhouden [wat wel iets lijkt, maar eigenlijk niets voorstelt] iemand een spiegel voorhouden [hem het verkeerde van zijn gedrag laten zien] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=voorhouden
1> DE KOERS VOORHOUDEN gedurig in een bepaalde richting blijven varen. 2> een touw, draad of ketting welk van een spil of verhaalkop komt strak houden. Vergelijk voeren. Verouderde term. Tot in de 19de eeuw gebruikt. Ook afhouden genoemd. O.a. genoemd in Weekblad Schuttevaer 10-8-1907. Via Deplher.nl Gevonden op https://www.debinnenvaart.nl/binnenvaarttaal/index.php?woord=vol#voorhouden