waggelen werkw. Uitspraak: [ 'wɑxələ(n) ] Afbreekpatroon: wag·ge·len Vervoegingen: waggelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gewaggeld (volt.deelw.) lopen waarbij de bovenkant van je lichaam van links naar rechts beweegt Voorbeeld: 'De eendjes waggelden achter hun moeder aan.' Synoniemen: schommelen wankelen zwaaien Intensiverin... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/waggelen