wekken werkw. Uitspraak: [ 'wɛkə(n) ] Afbreekpatroon: wek·ken Vervoegingen: wekte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gewekt (volt.deelw.) 1) wakker maken Voorbeelden: 'Hij werd gewekt door een harde knal.' , 'Wek mij morgen om zeven uur.' 2) laten ontstaan Voorbeelden: 'Zijn interesse werd gewekt door een art...
1) Aanzetten 2) Alarmeren 3) Doen ontwaken 4) Leiden tot 5) Opporren 6) Oproepen 7) Opwekken 8) Porren 9) Roepen 10) Teweegbrengen 11) Uitporren 12) Veroorzaken 13) Wakker maken 14) Wakker porren 15) Wakker roepen 16) Wakker schudden 1) Aanzetten 2) Alarmeren 3) Duwen 4) Kloppen 5) Poken 6) Porren 7) Reveille 8) Roepen 9) Teweegbrengen 10) Uitporren 11) Veroorzaken 12) Verwekken 
wakker maken (toon de herkomst via de etymologiebank)
de oorzaak zijn van de dingen die volgen vb: dat lawaai wekt veel onrust Synoniemen: veroorzaken verwekken aanrichten teweegbrengen ontketenen
• [ov] wakker maken. • [ov] veroorzaken.
wakker maken