willen werkw. Uitspraak: [ ˈwɪlə(n) ] Afbreekpatroon: wil·len Vervoegingen: wilde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gewild (volt.deelw.) 1) verlangen Voorbeeld: 'Ze wil een pop voor haar verjaardag.' Synoniem: wensen Ik wil het niet hebben. (ik verbied het) Dat mocht je willen! (<dit zeg je als iemand iets wenst wat nie...
1) Azen op 2) Bedoelen 3) Begeren 4) Believen 5) Bereid zijn 6) Blieven 7) Eisen 8) Gaan 9) Gelieven 10) Hulpwerkwoord 11) Moeten 12) Van plan zijn 13) Van plan zijn te doen 14) Verkiezen 15) Verlangen 16) Voelen 17) Wensen 18) Wilskracht 1) Bedoelen 2) Begeren 3) Believen 4) Beweren 5) Blieven 6) Eisen 7) Kunnen 8) Moeten 9) Nastreven 10) Verkiezen 11) Verlangen 12) Wensen 13) Zullen 
stootkussens aan een schip (toon de herkomst via de etymologiebank)
het bewust proberen te doen, het verlangen of wensen vb: hij wil weer naar school gaan
• [modl] iets als verlangen hebben.
wensen
wensen