(laten) zijpelen, sijpelen - Voorbeeld: ‘De regen, hij zimpert uit de wolken die, verward en verkloeried als verborstelde haartressen, in vuile drendels, rakelings over d'eerde varen’ - Voorbeeld: ‘Laat ze verdomd heien, grinnikte Poorter, ze kunnen er al de bomen van heel de Kluisberg instampen, toch vinden ze geen vasten grond - ... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0026.php