alles pronoun Uitspraak: [ ˈɑləs ] Afbreekpatroon: al·les 1) alle dingen Voorbeeld: 'alles opbiechten' van alles en nog wat (allerlei dingen) 2) alles op alles zetten (je erg inspannen, erg je best doen) 'alles op alles zetten om je doel te bereiken' Synoniemen: al allemaal eenheid geheel gezamenlijkheid het vol...
1) Al 2) Algemeen 3) Allemaal 4) Altegaar 5) Altegader 6) Altemaal 7) Altezamen 8) Eenheid 9) Geheel 10) Gezamenlijkheid 11) Omnia 12) Soms 13) Totaal 14) Totaliteit 15) Universeel 16) Volkomen 17) Volkomenheid 18) Volledigheid 19) Voltalligheid 1) Al 2) all-in 3) Alle dingen 4) Allemaal 5) Altegaarder 6) Altezamen 7) De gezamenlijke hoeveelheid 8) De hele hoeveelheid 9) De hele santenkraam 10) Eenheid 11) Geen enkele uitgezonderd 12) Geen enkele uitzondering 13) Geheel 14) Gehele hoeveelheid 15) Gezamenlijke hoeveelheid 16) Gezamenlijkheid 
alle dingen (toon de herkomst via de etymologiebank)
elk ding vb: heb je alles opgeschreven? Tegenstellingen: niets niks
•al het mogelijke, de gehele verzameling of hoeveelheid zonder uitzondering.
onbepaald voornaamwoord