echten werkw. Afbreekpatroon: ech·ten Verbuigingen: echtte Vervoegingen: geëcht (volt.deelw.) 1) de legitimiteit van een kind bij de trouwerij erkennen Voorbeeld: 'Van de dertig echtparen die een religieus gemengd huwelijk sloten, waren er vier die op de trouwdag een kind echtten en zeven waarvan de vrouw toen zwanger was; ...' 
1) Als echt erkennen 2) Als kind aannemen 3) Als vrouw nemen 4) Erkennen 5) Kasteel in Nederland 6) Plaats in de Benelux 7) Plaats in Drenthe 8) Plaats in Friesland 9) Plaats in Nederland 10) Trouwen 11) Trouwen voor de wet 12) Wettig laten verklaren 13) Wettig verklaren 14) Wettigen 1) Huwen 2) Legitimeren 3) Trouwen 4) Wettigen 
een toponiem (toon de herkomst via de etymologiebank)
zich in het huwelijk verbinden, in het huwelijk treden
Esdorp in de gemeente De Wolden (tot 1998 Ruinen) tussen Hoogeveen en Meppel, pal ten zuiden van de spoorlijn Groningen-Zwolle. Ten westen ervan ligt de Echteneresch, ten noorden het Echtenerzand en het uitgestrekte Echtenerveld (bos met vennen) in de boswachterij Ruinen (met Hunenkloosterberg) en ten oosten de havezate Huis (te) Echten aan het Oud...