hokken werkw. Uitspraak: [ ˈhɔkə(n) ] Afbreekpatroon: hok·ken Vervoegingen: hokte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gehokt (volt.deelw.) ongetrouwd samenwonen als je nog niet zo lang een relatie hebt ouderwets Voorbeeld: 'Na jarenlang te hebben gehokt, zijn ze uiteindelijk toch getrouwd.' Zie ook: hok Synoniemen: hape... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/hokken