mislopen werkw. Uitspraak: [ ˈmɪslopə(n) ] Afbreekpatroon: mis·lo·pen Vervoegingen: liep mis (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is misgelopen (volt.deelw.) 1) niet gaan zoals bedoeld of gewenst Voorbeeld: 'Er liep van alles mis tijdens de plechtigheid.' Synoniem: mislukken 2) per ongeluk net niet ontmoeten of krijgen... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/mislopen
hem net niet tegenkomen vb: ik ben Pieter misgelopen Tegenstellingen: ontmoeten treffen tegenkomen het net niet krijgen vb: doordat je te laat bent, ben je de taart misgelopen verkeerd gaan vb: dat loopt mis! Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=mislopen
op de verkeerde weg geraakt - Voorbeeld: ‘Buiten een paar herbergen waar gedanst werd, enige schoeften van jonkheden en mislopen meisjes uit de fabriek, (...) kweten alle parochianen openlijk hunne christelijke plichten’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0016.php