1.omkeren Voorbeeld: ‘Effen aan het gras opengespreid lag, was het verhaarzeld en moest het weer omgewend worden’ 2.veranderen Voorbeeld: ‘De trein reed al door nieuwe landerijen, die altijd omwendden in andere kleurenweelde en rijkdom en bomenpracht’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0018.php