de Schepper zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈsxɛpər ] Afbreekpatroon: schep·per God Synoniemen: aker Almachtige auteur creator God heer Here maker model opperwezen origineel peetvader schepemmer voortbrenger 
1) Arbeider in een papierfabriek 2) Bewaker 3) Voortbrenger 4) Herder 5) God 6) Formeerder 7) Here 8) Heer 9) Jahwe 10) Maker 11) Aker 12) Opperwezen 13) Samensteller 14) Steekwagen 15) Schepemmer 16) Creator 17) Auteur 18) Hoeder 19) Almachtige 
opperwezen dat alles geschapen heeft; scheppend opperwezen In deze betekenis komen spellingen met en zonder hoofdletter voor. Het criterium daarvoor is of de woordgebruiker wat door het woord wordt aangeduid als heilig of niet beschouwt. In het eerste geval is hoofdlettergebruik aangewezen. overlijden overlijden niets meer voor God kunnen verbergen...
wie iets gemaakt heeft vb: wie is de schepper van dit kunstwerk?
roeier.
[I] gereedschap om mee te scheppen [II] iemand die iets in het leven roept, god
plaatselijke term voor hoosvat. Ondermeer te Tegelen en Steijl gebruikt. Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.
Iemand die iets gecreëerd (tot stand gebracht) heeft.