stukslaan werkw. Uitspraak: [ 'stʏkslan ] Afbreekpatroon: stuk·slaan Vervoegingen: sloeg stuk (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft stukgeslagen (volt.deelw.) in stukken of kapot slaan Voorbeeld: 'een ruit stukslaan' geld stukslaan (geld uitgeven of verkwisten) 'heel wat geld stukslaan in een gokautomaat' Synoniemen: inslaan kapot smijt...
1) Breken 2) Door een schok gebroken worden 3) Door slaan vernietigen 4) Ineenslaan 5) Inslaan 6) Kapot smijten 7) Kapotmaken 8) Kapotslaan 9) Kleinslaan 10) Mollen 11) Overslaan 12) Slopen 13) Verbrijzelen 14) Vergruizen 15) Vernielen 16) Verspillen 1) Breken 2) Doordraaien 3) Inslaan 4) Kapotslaan 5) Mollen 6) Slopen 7) Verbrijzelen 8) Verkwisten 9) Vernielen 10) Verspillen 
door slaan stukmaken