het tijdvak zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'tɛitfɑk ] Afbreekpatroon: tijd·vak Verbuigingen: tijdvakken (meerv.) periode met bepaalde eigen kenmerken Voorbeelden: 'In welk tijdvak leefden er dinosaurussen?' , 'geologische tijdvakken' Synoniem: tijdperk Synoniemen: eeuw epoch epoche era perio periode tijd tijdperk tijdsgewricht tijdsverloop ...
1) Deel van de historie 2) Era 3) Epoque 4) Epoch 5) Periode 6) Stadium 7) Jaar 8) Trimester 9) Epoche 10) Eeuw 11) Tijd 12) Tijdkring 13) Tijdperk 14) Tijdsgewricht 15) Tijdslot 16) Tijdsverloop 
begrensde, lange periode in een tijdrekening of jaartelling die men als een eenheid beschouwt op grond van kenmerkende ontwikkelingen, gebeurtenissen of gedachtegoed; historische periode die als een eenheid wordt beschouwd lange, niet aan een stelselmatige indeling gerelateerde periode die wordt gekenmerkt door of in het teken staat van wat een bep...
Zie periode
Zie periode
een van de onderdelen waarin de geschiedenis wordt verdeeld
Elke periode van de geologische tijdschaal is onderverdeeld in tijdvakken. Bijv. het Pleistoceen als tijdvak in de Kwartiare Periode.
Periode van -meestal- 50 jaar waarvoor een canon en algemene bepalingen zijn vastgesteld. Aan het einde van het tijdvak vindt een canonherziening plaats. Op dat moment worden voor het komende tijdvak canon en algemene bepalingen vastgesteld.
een verdere onderverdeling van een Periode.