treffen werkw. Uitspraak: [ ˈtrɛfə(n) ] Afbreekpatroon: tref·fen Vervoegingen: trof (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getroffen (volt.deelw.) 1) raken Voorbeelden: 'dodelijk getroffen door een kogel' , 'doel treffen' mij treft geen blaam (het is niet mijn schuld) Met die tekening heb je hem goed getroffen. (je hebt hem ge... Gevonden op https://woorden.org/woord/treffen
hem een klap, schot of stoot toebrengen vb: de soldaat werd door een kogel getroffen dat treft! [dat komt goed uit] het gedicht trof mij [het ontroerde mij] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/