verklaren werkw. Uitspraak: [ vərˈklarə(n) ] Afbreekpatroon: ver·kla·ren Vervoegingen: verklaarde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft verklaard (volt.deelw.) 1) officieel of plechtig vertellen Voorbeelden: 'iemand failliet verklaren' , 'een land de oorlog verklaren' iemand je liefde verklaren (plechtig vertellen dat je ver...
1) Accentueren 2) De bedoeling uitleggen 3) Opklaren 4) Parafraseren 5) Ophelderen 6) Te kennen geven 7) Verduidelijking 8) Overtuigen 9) Oplossen 10) Noemen 11) Duiden 12) Duidelijk maken 13) Woordvoeren 14) Verhelderen 15) Attesteren 16) Enunciëren 17) Elucideren 18) Verduidelijken 19) Expliceren 
het officieel en plechtig meedelen vb: Duitsland verklaarde Nederland in 1940 de oorlog
•duidelijk maken. •een officieel standpunt uitspreken.
uitleggen, ophelderen
Verklaren is uitleggen, duidelijk maken. [basiswoordenlijst groep 5]
Je legt uit hoe iets ontstaat (waarom)