vervliegen werkw. Uitspraak: [ vər'vlixə(n) ] Afbreekpatroon: ver·vlie·gen Vervoegingen: vervloog (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is vervlogen (volt.deelw.) 1) in damp overgaan Voorbeeld: 'Parfum vervliegt snel als de fles open is.' 2) vlug verdwijnen Voorbeelden: 'De ernstige situatie doet hoop op verbetering ...
1) Evaporeren 2) In damp opgaan 3) Vaporiseren 4) Verdampen 5) Verdwijnen 6) Vernevelen 7) Verstuiven 8) Vervluchtigen 9) Voorbijgaan 1) Evaporeren 2) Opdwarrelen 3) Verdampen 4) Verdwijnen 5) Verstuiven 6) Vervluchtigen 7) Voortsnellen 8) Wegsnellen 
• [erga] in damp opgaan, snel verdwijnen. (+audio)