smeulen, glimmen, branden zonder vlam, gloeien - Voorbeeld: ‘Het lampke danste in kleine snokjes, piepte nog eens even uit, kroop in, weer uit en dan voorgoed, bleef het weg, en er vunsde een schreefken met vieze reuk’ - Voorbeeld: ‘Ze doofden 't vuur uit; trokken de kiel over zijn hoofd en goten water op zijne rug waar zijne onder... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0024.php