Vlaams Instituut voor de Zee
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Milieu > Zee
Datum & Land: 15/02/2007, BE
Woorden: 417
Wereldzee
Benaming van alle zeeën en oceanen, die samen driekwart van het aardoppervlak bedekken
White smoker
Soort van geisers op de oceaanbodem; door het contact van het water uit de bodem en het zeewater slaan verschillende elementen neer (bestanddelen met barium, calcium, silicium, vandaar `white`) en geven zo aanleiding tot de `rook` en de vorming van `schoorstenen`.
Windhoos
Zeer krachtige, in een soort slurf ronddraaiende wind, die veel schade kan aanrichten. Gaat meestal gepaard met zware neerslag en onweer.
Witte roker
Zie `white smoker`.
Wrak
Elk onbruikbaar, beschadigd schip dat verlaten op zee drijft, gestrand of gezonken is
Zeepier
Ook wel wadpier (Arenicola marina) genoemd. Een borstelworm die in gangen voorkomt op stranden, slikken en in ondiepe kustgebieden en zijn aanwezigheid verraadt door de typische `tandpastahoopjes`; wordt vaak als vissersaas gebruikt
Zeeschuim
Populaire naam voor het rugschild van de zeekat, een inktvis die in de zomer langs onze kust voorkomt. Wanneer deze dieren sterven en tot ontbinding overgaan, komen de rugschilden naar de oppervlakte en kunnen ze aanspoelen op het strand. Dit schild wordt ook verkocht als `knaagsteen` en kalksupplement voor volièrevogels
Zeespiegel
Het gemiddelde niveau van de zee
Zeespiegelstijging
Het systematisch en over een langere termijn toenemen van het zeespiegelniveau, o.a. veroorzaakt door de opwarming van de aarde
Zeeziekte
Het zich onwel voelen op een bewegend schip, ten gevolge van het ontregeld geraken van het evenwichtsorgaan
Zeezoogdieren
Zoogdieren die in zee leven, zoals walvissen, dolfijnen, zeehonden, zeeotters, walrussen, zeeleeuwen, etc.
Zouttong
Zout zeewater dat bij vloed terecht komt onder het lichtere, afstromende en zoetere rivierwater.
Zoöbenthos
Dierlijk benthos; dierlijke organismen die op of in de bodem van een zoet, brak of zout water leven
Zoöplankton
Dierlijk plankton, d.i. diertjes die in het water zweven
Zuidelijke bocht
Het meest zuidelijke deel van de Noordzee, in het zuiden begrensd door het Kanaal en ten noorden door de 54ste graad noorderbreedte (plus minus tussen de mondigen van Elbe in Duitsland en de Humber in Engeland). Het omvat het volledige Belgische deel van de Noordzee, en delen van de Nederlandse, Franse, Duitse en Britse Noordzee. De zuidelijke bocht vormde in het Laat-Pleistoceen (tot -10.000 jaar terug) nog een uitgestrekte, koude en droge rivierdelta. Nu wordt ze gekenmerkt door een goede menging van het zeewater, de troebelheid en de invloed van Kanaal- en estuarien water (uit Schelde, Maas, Rijn, Ems, Elbe, Thames en Humber).
Zwarte roker
Zie `black smoker`.
Zwin
Een langgerekte, ondiepe geul op het strand, evenwijdig met de kustlijn verlopend. Meer algemeen wordt `zwin` ook gebruikt voor een getijdengeul of voor een natuurlijke laagte met geulen of kreken in buitendijkse gronden, die ook bij eb met zeewater is gevuld. =Geen volledige definitie (in relatie met muien).