De Proefpers
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Diverse industrieën en ambachten > handboek grafische technieken
Datum & Land: 24/06/2013, NL
Woorden: 739
kleurhouden
Ervoor zorgen dat elke afdruk gelijk van kleur is. Hiertoe is het nodig dat elk vel met evenveel inkt bedrukt wordt. Een juiste (af)stelling van de inktbak is daarvoor een vereiste.
knopen
Ongewenste papiervezel-concentratie (verdikking). (zie papiermaken)
knijpers
(nijpers / knijpers) Platte, ijzeren liniaals die tot taak hebben het te bedrukken vel vast en op z'n plaats op de degel te houden tijdens de druk. Zij bevinden zich verschuifbaar tussen degel en drukfundament aan een stang / stangenstel. Ze dienen buiten het drukkende deel van de vorm te worden geplaatst, daar anders het zetsel zo wordt geplet, dat het enkel nog voor de hel geschikt is.
koetsen
Nog natte papierlaag overbrengen van zeef op vilt, of meerdere natte lagen samenpersen.
koningswieltje
(koningswieltje / ronselaar) Tandwieltje dat de inktcilinder van de snelpers laat draaien.
kooi
IJzeren (voorheen houten) werktuig, dat dienst doet als opsluitstuk van de vorm in het raam.
koperen lijnen
Dit soort regels is in tegenstelling tot interlinie, reglet en holwit op letterhoogte en voorzien van een beeld (we onderscheiden haarlijnen, stompfijne lijnen, halfvette, volvette, kader-, punt-, tint-, en wissellijnen).
kooisleutel
(drevel / drijver / kooisleutel) Houten of ijzeren werktuig om kooien en wiggen klem te zetten (op te draaien) en los te maken.
koptekst
(bijschrift / koptekst / voettekst) Kleine, toelichtende, tekst bij een illustratie, meestal ook in een kleiner corps gezet. Deze tekst staat meestal naast of onder de illustratie zelf, soms in de (verbrede) marge van, of als kop- of voettekst op de pagina, waarop de illustratie voorkomt.
korps
(corps / korps) Voor men de korpsen met hun puntsnaam ging noemen, hadden ze een eigen naam. Hieronder zal ik een lijstje van de in Nederland gebruikte namen opnemen:Microscoop (of Brilliant) (3 punten),Diamant (of Half Petit) (4 pt),Parel (5 pt),Nonparel (of Nonpareille) (6 pt),Kolonel (7 pt),Brevier (7½ pt),Galjard (of Petit) (8 pt),Garmond (of Bourgeois, Borgis, Grote Petit) (9 pt),Dessendiaan (of Corpus, soms ook Garmondt, Garamondt) (10 pt),Mediaan (11 pt),Augustijn (of Cicero) (12 pt),Grote Augustijn (of Grote Cicero) (14 pt),Tekst (of Tertia) (16 pt),Paragon (18 pt),Grote Paragon (soms ook Text genoemd) (20 pt),Dubbel Augustijn (of Dubbel Cicero, Kleine Kanon) (24 pt),Kanon (28 pt),Grote Kanon (32 pt),Parijse Canon (of 3 Augustijn, 3 Cicero) (36 pt),Sabon (40 pt),Dubbele Grote Paragon (40/42 pt),Grote Sabon (of Kleine Missaal, 4 Aug./Cic.) (48 pt),Missaal (56 pt),Grote Missaal (of 5 Aug./Cic.) (60 pt),Dubbele Parijse Kanon (of 6 Aug./Cic., soms ook Kleine Sabon) (72 pt),... (soms ook Sabon) (78 pt),Dubbele Grote Parijse Kanon (of 7 Aug./Cic., soms ook Grote Sabon) (84 pt).Sommige van deze namen worden ook in Duitsland en Frankrijk gebruikt, maar verwijzen dan regelmatig naar andere corpsgrootten: Microscope, Microscopique (2½ pt), Petit-Canon (28 pt), Gros-canon, grober Kanon (42 pt), Sabon (48 pt), grobe Sabon (66 pt) ... (zie verder: letter)
kopregel /
(sprekende) Een tekstregel helemaal bovenaan de pagina, die meestal de titel van het boek of het betreffende hoofdstuk daarvan vermeld, soms ook een soort samenvatting bevat van de inhoud van die pagina. In sommige gevallen bestaat de kopregel op een linker pagina uit de boektitel, terwijl die van de rechter pagina de titel van het hoofdstuk bevat. Bij encyclopedieën en woordenboeken bevat de kopregel meestal het hoofdwoord van het eerste en laatste lemma van die pagina. Vaak wordt de kopregel uit een afwijkend lettertype gezet.
kraftliner
(liner / kraftliner) Beplakkingspapier voor bijvoorbeeld golfkarton.
kromekote
Oorspronkelijk merknaam voor gietlaagpapier, nu ook gebruikt als soortnaam.
kruisvouw
Een vel éénmaal (in/over) de lengte en éénmaal (in/over) de breedte vouwen - of andersom natuurlijk. Andere vouwwijzen: dwarsvouw, harmonicavouw, langsvouw, leporello, parallelvouw, wikkelvouw, zigzagvouw.
kringlooppapier
Papier dat is vervaardigd uit 100% oud papier.
krantenpapier
Naturel of lichtgetint, zwaar houthoudend, gesatineerd machineglad papier van ca. 50 grs.
kraftpapier
(kraft / kraftpapier) Sterk papier, van uitsluitend celstof uit naaldhout.
kraft
(kraft / kraftpapier) Sterk papier, van uitsluitend celstof uit naaldhout.
kraalrand
Een kraalrand ontstaat als een goed of overmatig ingeïnkte hoogdruk-vorm stevig (af)gedrukt wordt op papier (te bedrukken materiaal) dat niet alle inkt opneemt (bijvoorbeeld omdat het te glad is), waardoor het langs de contouren van het drukbeeld wordt afgezet.
kunstdruk
Aan beide zijden van strijklagen (tenminste 20 grs per zijde) voorzien basispapier; duurzaam en hoogwaardig; mat of glanzend; wit of gekleurd, oorspronkelijk bedoeld voor fijngerasterde clichés.
kwadraat
Regelvulmateriaal, grotere stukjes wit dan spaties, vierkanten en pasjes.
langlopend papier
(LL) Vellen waarvan de machinerichting evenwijdig loopt aan de lange kant.
langsvouw
papier, gevouwen parallel aan de looprichting van het papier; de vouw is scherp en strak, en bladert gemakkelijker dan dwarsgevouwen papier. Andere vouwwijzen: harmonicavouw, kruisvouw, leporello, parallelvouw, wikkelvouw, zigzagvouw.
lamineren
(cellofaneren / lamineren / plastificeren) In de meest uitgebreide zin betekent lamineren: Het geheel op elkaar hechten van meerdere lagen papier of ander bladvormig materiaal. Tegenwoordig meestal gebruikt in de betekenis van het aan een of twee zijden aanbrengen van een doorzichtige folie / kunststoflaag op drukwerk om het te veredelen en watervast te maken. Bij plastificeren bestaat die kunststoflaag vanzelfsprekend uit een plasticsoort.
lay out
(vormgeving / lay out) De vormgever houdt zich bezig met de uiterlijke verschijningsvorm van een uitgave. In de vormgeving worden meegenomen tekst (hoeveelheid, in-uitspringen, soort, lezersdoelgroep), lettertypes (corpsen), afbeeldingen (tekeningen, foto's, ornamenten), kleur / zwart-wit, de verhouding tussen het bedrukte en het onbedrukte deel van een bladzijde (bladspiegel), formaat (boek, brochure, vouwblad, strooiblad, affiche), enzovoort. (Zie verder vormgeven.)
lettergieten
hand: zandgietvorm, klopapparaatje; het groefje aan de voet (...) is ontstaan door het verwijderen van het aangietsel, het teveel aan ingebracht lood; regel, lijn (linotype, intertype); losse letter (monotype); (ludlow)... [tekst moet veel uitgebreider worden, zie verder geschiedenis boekdrukkunst]
letterkast
(letterkast / kast) Bergplaats voor letters, cijfers, symbolen, (lees-)tekens, ornamenten of lijnen, die bestaat uit een met stevig papier bedekte bodem met opstaande randen, waartussen op bepaalde afstanden latten zijn aangebracht in lengte- en breedterichting, zodanig dat vakjes ontstaan. Er bestaan verschillende soorten kasten. Alleen in Nederland al zijn er drie soorten: Grote kast (bestaat uit twee losse delen, de onder- en de bovenkast, elk met de afmetingen 83 x 33 x 3 cm), smoutkasten (óf tweemaal 57 x 26 x 3 cm, óf aan een stuk, 57 x 52 x 3 cm), en de Driekwartkast (83 x 53 x 3 cm, met dezelfde indeling als de grote kast, alleen zonder de klein-kapitaal - afdeling; bovendien zijn boven- en onderkast een stuk). In andere landen verschillen zowel de afmetingen als de indelingen van kasten van de onze. Dit heeft onder andere te maken met de samenstelling van de letterpolis. De indeling van de kast is gebaseerd op het principe dat veelgebruikte letters gemakkelijk bereikbaar moeten zijn, dus in het midden van de kast gesitueerd zijn; aangezien er meer kleine letters dan hoofdletters gebruikt worden, ligt het voor de hand om de kleine letters in de onderkast op te bergen (om die reden wordt de kleine letter ook onderkast genoemd). De indeling van de kapitalen, in de bovenkast dus, is voor het grootste gedeelte op alfabet, met als uitzondering de -J- en de -U-, omdat dat letters zijn, die pas zijn 'uitgevonden' toen de letterkast al lang in gebruik was.
letterorgel
De bedoeling van een letterorgel is om een grove indeling te maken van welke lettertypen gemakkelijk met elkaar te combineren zijn, en welke combinaties lelijke beelden opleveren. In het schema worden de zogenaamde verboden combinaties door een blok aangegeven.
letterfamilie
Tot een letterfamilie behoren alle korpsen, dikte- en hellingmaten, en fantasieuitvoeringen van een lettertype:bijvoorbeeld 6, 8, 9, 10, 12, 16, 20, 24, 28, 36, 48, 60, 72 punts letters (zie corps);mager / licht, normaal, halfvet, vet, extra vet; romein, scheve romein, cursief; smal, extra smal, verlengd, breed, compact; titel/plakkaat, open/contour/outline, schaduw, sier/initiaal, licht, dik-dun; onderkast, kapitaal, klein-kapitaal; normaal, superieur, inferieur. De oorspronkelijke ontwerpen daarvoor worden lettersoort of letterserie genoemd.
letterbeeld
Als zodanig wordt, naast het drukkende gedeelte van het letterstaafje, ook wel het effect van een bepaald lettertype op de lezer benoemd: leest lekker, prettig letterbeeld.
legger
Bekleding van de degel en de cilinder van de snelpers, ter bescherming van het zetsel tegen al te heftig kontakt. De legger is meestal samengesteld uit papier en karton, soms vilt of rubberdoek (uitzonderingen zie stansen, rillen en perforeren). De samenstelling van de legger bepaalt in hoge mate de kwaliteit van het drukwerk. Slecht uitdrukkende delen kunnen worden opgehoogd, te zware moet veroorzakende delen uitgesneden (zie verder: stellen van de legger).
leerbord
Steviger en taaier dan houtbord, met als grondstof bruine houtslijp, bruin karton dus.
leestekens
Dat zijn die tekens, waarmee in een tekst pauzes, nadrukken, (onderwerp)-scheidingen, intonaties, verwijzingen, verdelingen en verhoudingen worden aangegeven. Het betreft de volgende tekens: punt (.), komma (,), dubbele punt (:), punt-komma (;), uitroepteken (!, en ¡ voor spaanse teksten), vraagteken (?, en ¿ voor spaanse teksten), apostrof ('), aanhalings- en sluitteken (" ", of « », << >>, ' '), divisie (-), duitse komma (/), gedachtenstreepje of -puntjes (— of ...), haakjes en haken (() [ ]), noottekens (asterisk *, alinea ¶, paragraaf § en andere), trema (¨).
leerpapier
(cambricpapier / leerpapier) Eenzijdig gestreken papier met leerpersing (tegenwoordig ook andere persingen, zoals linnen) dat door boekbinders voor goedkopere omslagen wordt gebruikt.
leporello
(harmonica-vouw / leporello) Kleine (land)kaarten of fotoboekjes en dergelijke worden door middel van parallelvouwen, om en om (linksom-rechtsom) zo verkleind, dat ze in een begeleidend boek / omslag passen. Vaak eenzijdig bedrukt (zie ook: allonge). Wat meer uit de kluiten gewassen kaarten worden daarnaast vaak ook voorzien van een dwarsvouw, wikkelvouw, zigzagvouw of parallelvouw Andere vouwwijzen: kruisvouw, langsvouw.
letterproef
Dit is een prospectus, brochure, boekje of blaadje van een letterleverancier of drukker, waarin deze laat zien welke letters in welke grootten en variaties beschikbaar zijn (ter levering of voor het maken van drukwerk). Over het algemeen werd veel aandacht besteed aan de letterproef, omdat het geven van fraaie voorbeelden klanten kon opleveren. Tegenwoordig worden niet zoveel letterproeven meer gemaakt (zeker niet door drukkers), omdat met de moderne apparatuur (fotozetten en computer) vrijwel elk gewenst lettertype kan worden geleverd (en anders snel genoeg bijbesteld is).
letterspecie
(letterspecie / letterlood / lettermetaal / letterspijs) Deze legering waarvan de letters worden gegoten bestaat niet alleen uit lood: ongeveer 75 - 85 %. de rest van de legering bestaat uit antimoon / antimonium (tussen 12 en 22 %) en tin (3 - 9 %). De percentages zijn afhankelijk van het systeem waarmee men de letters giet.
letterlood
(letterspecie / letterlood / lettermetaal / letterspijs) Deze legering waarvan de letters worden gegoten bestaat niet alleen uit lood: ongeveer 75 - 85 %. de rest van de legering bestaat uit antimoon / antimonium (tussen 12 en 22 %) en tin (3 - 9 %). De percentages zijn afhankelijk van het systeem waarmee men de letters giet.
lettermetaal
(letterspecie / letterlood / lettermetaal / letterspijs) Deze legering waarvan de letters worden gegoten bestaat niet alleen uit lood: ongeveer 75 - 85 %. de rest van de legering bestaat uit antimoon / antimonium (tussen 12 en 22 %) en tin (3 - 9 %). De percentages zijn afhankelijk van het systeem waarmee men de letters giet.
letterspijs
(letterspecie / letterlood / lettermetaal / letterspijs) Deze legering waarvan de letters worden gegoten bestaat niet alleen uit lood: ongeveer 75 - 85 %. de rest van de legering bestaat uit antimoon / antimonium (tussen 12 en 22 %) en tin (3 - 9 %). De percentages zijn afhankelijk van het systeem waarmee men de letters giet.
lettertype
Deel van letterfamilie, bijvoorbeeld Garamond, 12 pts, cursief, of Libra, 32 pts.Soort letter, van andere letters te onderscheiden door op een aantal vormkenmerken te letten: heeft de letter schreven (en hoe zien die er uit), of is hij schreefloos, zit er verschil in dik en dun tussen op- en neerhalen, is hij geschreven, getekend, geconstrueerd of uit de vrije hand neergezet, zijn rondingen en dwarsstrepen horizontaal of diagonaal, is het cursief een echt cursief of een schuine romein, hoe is de verhouding onderkast/kapitaal, x-hoogte/stokken en staarten, enzovoort. (ook: letterkarakter)
letterhoogte
Er bestaan letters van verschillende hoogten. Die kunnen dus niet zomaar door elkaar gebruikt worden (een letter die te hoog is wordt binnen de kortste keren onleesbaar ingedrukt, een te lage letter drukt niet af). De in Nederland meest voorkomende zijn de Hollandse (24,830 mm / 66,047 p) en de Franse, of Duitse hoogte (23,558 mm / 62,666 p). Daarnaast zijn er nog de Frankfurter/Auer (68 p), Strassburger (67½ p), Russische (66¾ p), Belgische/Oostenrijkse/Hongaarse (63 p), Spaanse/Italiaanse (gelijk aan Franse), Engelse/Amerikaanse (62 p) hoogten. Een gering hoogteverschil (zoals dat kan ontstaan bij het door elkaar gebruiken van veelvuldig gebruikte letters en het daartussen voegen van enkele nieuwe tekens) kan worden weggewerkt door het onderplaatsen van dun papier, of door het slaan van een braam in de onderzijde van de oudere letter (beter is het natuurlijk zoveel mogelijk alle letter gelijk op te gebruiken). Mocht verschil in hoogte tussen letters ontstaan door het (in eerder zetsel) op de letter uitoefenen van te hoge druk (slecht afgestelde legger), dan is het beter die letter zo snel mogelijk helwaarts te transporteren, omdat de afdruk grof en vet wordt.
letterbak
Helemaal foute benaming van een letterkast, gebruik dit woord zelf nóóit, vergeet het beter meteen. Dat lelijke woord is ontstaan in de tijd dat letterkasten als afvalbak vol mini-prullen aan muren werden gehangen bij wijze van wansmakelijk kunstwerk (zo, weet je meteen hoe ik daarover denk) ... In de tijd dat het zetten met de hand grotendeels vervangen werd door machinezetten werd door zetterijen / drukkerijen al een groot deel van de loketten en bokken met broodletter afgevoerd (waarom daar veel voorraad van houden, als de zetmachine alle benodigde letter per zet-klus aanmaakt), het lood gesmolten, kasten en meubilair vernietigd. Toen door de uitvinding / invoering van het fotografisch zetten (en daarna desktop publishing) het restant brood- en smoutletter (zie: smoutwerk) praktisch volledig overbodig werd (een klein deel bleef in gebruik voor familiedrukwerk en in de marge-drukkerijen), ging een deel van de vrijkomende letterkasten naar antiquairs en (andere) verkopers van prullaria ... en daar werkte het woord -kast in letterkast verwarrend voor die kopers die niks wisten van het grafisch bedrijf (en die bij kast aan klepdeuren en hoge laden dachten), met als gevolg dat de letterkast voortaan dan maar als vergaarbak verhandeld werd.
letterborstel
(proevenborstel / afklopborstel / letterborstel) Korte, stugharige borstel, die gebruikt werd om een proef te trekken van opgebonden / opgemaakt zetsel.
letterhaak
(zethaak / regelhaak / letterhaak) (/ tabelhaak / biljethaak) Metalen zettersgereedschap, waarin de letters tot woorden gerangschikt, en de regels op de gewenste maat op- of uitgevuld worden. Er zijn verschillende manieren waarop de gekozen regellengte in deze haken kan worden vastgezet (met wig- of klaviersluiting, de tabelhaak met bladschroeven).
lijnen
het omvormen van een halftoonorigineel tot een lijnbeeld, door alle middentonen, grijstinten weg te drukken; wordt ook hooglicht genoemd.Het op één lijn brengen van het zetsel, ervoor zorgen dat alle letters, ook die van afwijkende lettertypes, op een lijn staan.
lijn
Letterlijn, de onderzijde van het letterbeeld.Het tegenovergestelde van halftoon, namelijk of zwart of wit.De niet-uithangende cijfers, zie staande (ook: rechte) cijfers.
lithopapier
Eenzijdig, houtvrij, glad drukpapier voor offset.
lijmen
Door toevoeging van lijm of andere chemische stoffen aan het papier en/of de papierstof het natuurlijke absorptievermogen verminderen. De lijming kan in de papiermachine voor de bladvorming plaatsvinden (inwendige of stof-lijming), maar ook daarna (oppervlakte of uitwendige lijming).
lintaanleg
Hierbij zijn de onderaanlegspelden aangebracht op een dunne stalen band, waarin aan de zijkanten gaatjes zijn geponst. Deze gaatjes passen over/op nokken die aan de zijkant van de degel zijn aangebracht. Niet elke degel heeft zo'n inrichting.
liner
(liner / kraftliner) Beplakkingspapier voor bijvoorbeeld golfkarton.
linkslijnend
(linkslijnend / voorlijnend) Als het zetsel niet is uitgevuld, en niet gecentreerd, maar als alle regels aan de linkerzijde recht onder elkaar beginnen, (en aan de rechterzijde, in vrije regelval, een soort golfparcours afleggen,) spreken we van linkslijnend.
lichtechtheid
De mate waarin papier of karton weerstand biedt aan de verblekende of verkleurende werking van (dag)licht.
lichtdrukpapier
(diazo-papier / lichtdrukpapier / blauwdrukpapier) Natsterk papier met lichtgevoelige laag, geschikt om teksten en tekeningen te kopiëren (zie: drukmethoden).
lithotypie
(acrografie / lithotypie) Als men een afbeelding op een lithografische steen zo diep etst, dat men deze als een hoogdrukvorm kan afdrukken. Deze term werd ook wel gebruikt bij een halftoon-etsmethode voor boekdrukclichés.
lijnwatermerk
Watermerk waarbij de afgebeelde figuren of letters zijn opgebouwd uit lijnen, die verhoogd op de zeef of égoutteur zijn aangebracht.
logo
(beeldmerk / logo / merk / symbool / vignet / woordmerk) Een geconcentreerde tekenreeks die zonder nadere uitleg duidelijk herkenbaar is en die verwijst naar een firma, persoon of produkt(groep). Dit 'plaatje' kan bestaan uit uitsluitend letters (bijvoorbeeld initialen), letters gecombineerd met een (gestileerde) afbeelding, of alleen die afbeelding. Het beeldmerk is de meest beknopte uiting van een bedrijf naar buiten toe, zit vast verankerd in de huisstijl en zorgt (als het aanslaat) voor reclame zonder dat er iets specifiek(s) wordt aangeprezen. Logo en Woordmerk bestaan uitsluitend uit (al dan niet versmolten) letters, Symbool en Vignet zijn afbeeldingen, bij Beeldmerk worden de letters overheerst door de afbeelding / illustratie, en Merk is de meest algemene benaming van de reeks.
looprichting-bepaling
(zie ook: scheurproef.)
lopers
(rollenbaan / lopers / looplijsten) Stalen geleiders, meestal verstelbaar aangebracht ter weerszijden van het drukfundament van degelpersen, van de (klosjes van de) rollen die de inkt op de drukvorm brengen.
looplijsten
(rollenbaan / lopers / looplijsten) Stalen geleiders, meestal verstelbaar aangebracht ter weerszijden van het drukfundament van degelpersen, van de (klosjes van de) rollen die de inkt op de drukvorm brengen.
luchtpostpapier
Wit of lichtgekleurd, houtvrij, mat schrijfpapier; goed gelijmd; met zo groot mogelijke opaciteit; 30 grs of lichter.
maculatuur
Misdruk, de door verkeerde inleg of vage, geveegde of gesmette afdruk bedorven vellen papier.
majuskel
Kapitaal of hoofdletter (verouderd). (zie: geschiedenis van het schrift)
manillakarton
Oorspronkelijk een kartonsoort gemaakt van uitgeplozen touw. Tegenwoordig niet meer zo duidelijk herkenbaar. Wel bleven de eigenschappen: ongeplakt en bijzonder taai.
manuscript
Letterlijk: 'met de hand geschreven'. Voor de uitvinding van de boekdrukkunst werden alle teksten geschreven, en door middel van (handmatig) afschrijven, copuleren, vermenigvuldigd. Na de uitvinding van het boekdrukken werd kopij oorspronkelijk als handschrift aangeleverd. De typemachine en later de computer bracht daar verandering in, manuscript werd typoscript (maar kopij wordt nog steeds manuscript genoemd). Voorzover handgeschreven kopij nog verwerkt wordt door een zetterij hangt daar over het algemeen een behoorlijk veel hoger prijskaartje aan. Dit heeft te maken met de minder gemakkelijke leesbaarheid van de meeste handschriften (om het maar beschaafd uit te drukken), daardoor de veel grotere kans op zetfouten en ten gevolge daarvan een bijna voorspelbaar veel ingrijpendere correctie achteraf (de voorbeeldtekst onderin bij correctietekens was gezet van handschrift).
machinerichting
(MR, LR langsrichting) Richting waarin de papierstof op de zeef stroomt en die bepalend is voor de vezelrichting. Men spreekt van langs- en dwarsrichting of van lang- en breedlopend.
machineglad
Elk op de machinekalander behandeld papier.
machinecoated
(machinegestreken / machinecoated) (MC) Op de machinekalander van een strijklaag voorzien papier.
machinegestreken
(machinegestreken / machinecoated) (MC) Op de machinekalander van een strijklaag voorzien papier.
maatvastheid
(maatvastheid / dimensionale stabiliteit) Weerstand tegen verandering in afmetingen onder invloeden als vocht en trek; belangrijk onder andere bij meerkleurendrukken op grotere formaten of fotografische vergrotingen.
machinefonds
Voluit de 'stichting machinefonds voor het grafisch bedrijf'; een in 1950 door grafische ondernemers en grafische handelaars aangegane overeenkomst, waarin bepaald werd dat verouderde en door een bedrijf vervangen machines niet mogen worden doorverkocht, tenzij als schroot. Aangezien een tweedehands machine meer waard is dan de oudijzer-prijs, wordt aan de ondernemer die een machine als schroot verkoopt uit het fonds een subsidie verstrekt. Als waarborg dat de machine tot schroot is teruggebracht, geldt het stukslaan van de essentiële onderdelen van de machine in het bijzijn van een vertegenwoordiger van het fonds. Voor het fonds echter kan subsidiëren, moet het over geld beschikken: bij de aanschaf van een nieuwe machine wordt 1 % van de aanschafprijs in het fonds gestort. Het machinefonds werd opgericht om de grafische sector te beschermen, onder andere om te voorkomen dat niet-grafici met tweedehands-machines een oneerlijke (beun-)concurrentie in het leven konden roepen. Het bestaan van het machinefonds heeft ervoor gezorgd dat van sommige machines nauwelijks meer exemplaren bestaan, want ook antiquiteiten werden ter verkrijging van subsidie opgeruimd, beter gezegd, vernield.
macyscope
(anaglyphe / macyscope / reflectoplastiek) Twee-kleurendrukken (in rood en groen) die er als niet-geregisterde misdrukken uitzien, maar die door bijgeleverde bril bekeken, het idee geven van een in zwart gedrukte afbeelding in perspektief. Het effekt wordt bereikt door voor de rasteropnames gebruik te maken van een stereocamera. Wordt tegenwoordig vaak 3D-werk genoemd (het, meestal papieren, brilletje heet dan 3D-bril). Zie voor 3D verder holografie.
marginaliën
(additie / kanttekeningen / marginaliën) Aantekeningen die naast de tekst (ad marginem: in de marge) worden gezet, meestal met een kleinere letter dan de (platte) tekstletter, soms echter juist vet. (zie ook: noten, en bijschrift)
marbrépapier
Geaderde papiersoort, waarvan de adertjes ontstaan zijn door bij de papierproductie gekleurde lompenvezels aan de papierbrij toe te voegen.
marmerbad
(Tragant, Tragacantgom) Stijfseloplossing te gebruiken bij marmeren.
massief karton
In beperkte mate gesatineerd bordpapier.
mat
Lage gradatie van effenheid bereikt op de machinekalander.In tegenstelling tot glanzend bij gestreken papier.
merk
(beeldmerk / logo / merk / symbool / vignet / woordmerk) Een geconcentreerde tekenreeks die zonder nadere uitleg duidelijk herkenbaar is en die verwijst naar een firma, persoon of produkt(groep). Dit 'plaatje' kan bestaan uit uitsluitend letters (bijvoorbeeld initialen), letters gecombineerd met een (gestileerde) afbeelding, of alleen die afbeelding. Het beeldmerk is de meest beknopte uiting van een bedrijf naar buiten toe, zit vast verankerd in de huisstijl en zorgt (als het aanslaat) voor reclame zonder dat er iets specifiek(s) wordt aangeprezen. Logo en Woordmerk bestaan uitsluitend uit (al dan niet versmolten) letters, Symbool en Vignet zijn afbeeldingen, bij Beeldmerk worden de letters overheerst door de afbeelding / illustratie, en Merk is de meest algemene benaming van de reeks.
minuskel
Onderkast of kleine letter (verouderd). (zie: geschiedenis van het schrift)
monteren zonder facet
Blok of opgelegde drukplaat aan een of meer kanten bijwerken, zodat blok en drukvlak worden samengevoegd.
molettemerk
Imitatie-watermerk, of persmerk. Het hierbij gebruikte rubber is zacht en geeft een goede imitatie van een echt watermerk.
moiré
Een (meestal) ongewenst blok- of waaiervormig effekt dat optreedt bij het over elkaar heen maken of afdrukken van twee of meer rasteropnamen bij ongeschikte rasterstanden. Ongeschikte rasterstanden zijn bijvoorbeeld: twee rasters onder de verkeerde hoek op elkaar geplaatst, of een rasteropname gemaakt van een (al met een ander raster) gerasterde opname.
moleskin
(beaverteen / moleskin) (mollevel) Sterk katoen-molton weefsel, dat voornamelijk voor het binden van kantoorboeken werd gebruikt, en dat aan de voorzijde glad is, en aan de achterkant ruw-wollig.
moet
(moet / drukmoet) De indruk die bij hoogdruk in het papier gemaakt wordt, waardoor er aan de achterzijde van het papier een soort schaduwdruk achterblijft. Als schoon- en weerdruk sluitend, in register, zijn aangebracht, is de moet grotendeels verdwenen. Soms wordt met opzet een moet aangebracht, dan spreken we van pregen.
multiplexkarton
Karton bestaande uit drie of meer op elkaar gekoetste lagen, van onderling verschillende samenstelling.
natuurkunstdruk
Ongestreken papier met hoog vulstofgehalte; benadert oppervlak van gestreken papier, maar is goedkoper en geeft geen couche-breuk bij vouwen en rillen.
natuurkarton
Mat of glad houtvrij, wit of eventueel gekleurd, ongeplakt en onbestreken karton, bestaande uit één laag.
natsterk papier
Behoudt in natte toestand een belangrijk deel van zijn oorspronkelijke sterkte; voor flesetiketten, muurkranten, e.d.
nat op nat
Vorm van drukken, waarbij een kleur over een vorige wordt heengedrukt, terwijl die eerste nog niet droog is.
nadruk
Onbevoegde vermenigvuldiging van boeken, ten nadele van auteur en oorspronkelijke uitgever (ook: roofdruk).Is duidelijk niet hetzelfde als herdruk.
nauw zetten
Zetten met zeer kleine spatiëring.
nijpers
(nijpers / knijpers) Platte, ijzeren liniaals die tot taak hebben het te bedrukken vel vast en op z'n plaats op de degel te houden tijdens de druk. Zij bevinden zich verschuifbaar tussen degel en drukfundament aan een stang / stangenstel. Ze dienen buiten het drukkende deel van de vorm te worden geplaatst, daar anders het zetsel zo wordt geplet, dat het enkel nog voor de hel geschikt is.
normaalpapier
Papier volgens een van drie voorgeschreven samenstellingen voor akten, zegelpapier, bankbiljetten, registers, kantoorboeken.
offset
Speciaal voor offsetdruk ontwikkeld papier; goed gelijmd, plukvast. Tegenwoordig is bijna elk gewoon uit voorraad leverbaar papier voor offset geschikt.
oleografie
(chromo / chromolithografie / oleografie) Kleuren-steendrukprocédé, soms zelfs uitgevoerd op schilderslinnen met de bedoeling een schilderij na te bootsen. Voor elke te gebruiken kleur werd een aparte steen geprepareerd, en deze werden in register over elkaar heen gedrukt (het kwam voor dat voor een enkele print dertig stenen nodig waren). De techniek ontstond rond 1830 en was tot het einde van de 19e eeuw de populairste methode om kleuren-reprodukties (die worden ook wel chromo's genoemd) te maken, daarna namen andere technieken het over. Rond 1890 zorgde Henri de Toulouse-Lautrec (en in zijn navolging onder andere Paul Gauguin) voor een artistieke opleving van de kleurenlithografie.
onopgemaakt zetsel
Opgebonden zetsel. Gezette tekst die nog niet in de vorm is geplaatst. Grotere teksten worden eerst gezet, aan stukken opgebonden weggeplaatst (veiliger dan onopgebonden ergens laten staan; de meeste drukkers houden niet van pastei), alvorens ze in de vorm worden geplaatst en gedrukt. Bij niet al te grote werken scheelt dat in tijd: je hoeft geen omvang te berekenen, en kunt je vormgeving aan de hand van het gezette volume bepalen.
ongelijmd
Papier dat zijn natuurlijke zuigvermogen als poreus materiaal heeft behouden.
onionskin
Hard, radeervast en vaak lompenhoudend luchtpostpapier met bobbelig oppervlak ter vermindering van de doorschijnendheid.
onderaanleg met verlengde aanlegspelden
De aanleg waarop het papier rust als de degel opkomt, bevindt zich onder de degel, en bestaat uit langs metalen strips verschuifbare aanlegspelden, die met een schroef worden vastgezet. De strips worden aan de onderzijde van de degel geklemd.
onderaanleg
De aanleg waarop het papier rust als de degel opkomt, bevindt zich op de legger, en bestaat uit daar doorheen geprikte aanlegspelden.