De Proefpers
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Diverse industrieën en ambachten > handboek grafische technieken
Datum & Land: 24/06/2013, NL
Woorden: 739
berstweerstand
(barstweerstand / berstweerstand) Weerstand die papier heeft tegen een loodrecht daarop uitgeoefende kracht. Vooral bij pakpapier is een hoge barstweerstand van belang.
beaverteen
(beaverteen / moleskin) (mollevel) Sterk katoen-molton weefsel, dat voornamelijk voor het binden van kantoorboeken werd gebruikt, en dat aan de voorzijde glad is, en aan de achterkant ruw-wollig.
bedrukbaarheid
Een hoeveelheid eisen die aan papier gesteld worden, afhankelijk van het gebruiksdoel van het papier, en die te maken hebben met fysische eigenschappen zoals zuurgraad (pH), rek en krimp, glad- en hardheid, opaciteit, plukvastheid, olie-absorptie en waterafstotendheid. Het testen gebeurt steeds met verschillende inktsoorten en drukmethoden.
benzine
Algemene benaming voor vluchtig, brandbaar, vetoplossend, wasmiddel gebruikt om ingeïnkt afdrukmateriaal (letters, clichés) te ontdoen van inkt.
beplakt karton
Karton dat aan een of beide zijde(n) is beplakt met een dunne laag mooier en/of sterker papier. (zie: geplakt)
bezaan
(bezaan / bazaan / bazaansleer) Boekbindmateriaal uit schapeleer gewonnen, met bast / schors getaand en op kleur gebracht.
beginkapitaal
(initiaal / beginkapitaal) EEN KAPITAAL in een groter korps aan het begin van een alinea. De beginkapitaal kan boven de tekst uitsteken en/of het begin van meerdere regels van die alinea in beslag nemen (als daarbij de bovenzijde van de letter gelijk loopt met de bovenzijde van de tekst spreken we van een verzonken beginkapitaal). Vaak wordt na het plaatsen van een initiaal de rest van het woord waarvan de initiaal de eerste letter is (of drie woorden, of de hele eerste regel, of de eerste zin) in klein-kapitaal gezet. Niet zelden worden als initiaal speciaal daarvoor ontworpen, versierde letters gebruikt.
bijlage
Oorspronkelijk: los bijgelegd of bijgevoegd stuk drukwerk; nu vaak achterin een werk, in een aparte afdeling, toegevoegde informatie, verduidelijking van het hoofdwerk (tabellen, onderzoeksresultaten, cijferwerk).
bijbeldruk
Dun, houtvrij, sterk, vaak lompenhoudend papier; niet zwaarder dan 40 grs. Wordt gebruikt om boeken, (zoals het werk, waaraan het papier z'n naam ontleent,) die qua inhoud nogal omvangrijk zijn, toch een hanteerbare omvang te kunnen geven.
bindmiddel
Stof in een inktfilm die ervoor zorgt dat het pigment, de kleurstof, aan het bedrukte oppervlak blijft zitten.
bitumenpapier
(bitumenpapier / doublépapier) Dit is (meestal) kraftpapier, dat uit twee lagen bestaat, waartussen een laag van bitumen (asfalt, teer, zwarte harsachtige koolwaterstof) is aangebracht. Heeft een zeer hoge vochtweerstand.
binden
(binden / inbinden) De werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd om van losse vellen een boek te maken (door middel van draad, garen, kleefstof of anderszins. Ook het in een omslag steken van deze verzamelde bladzijden). In het binden worden vier hoofdsoorten onderscheiden: Tot katernen gevouwen vellen kunnen (1) genaaid gebonden worden, of (2) garenloos gebonden. Losse vellen kunnen worden (3) gehecht door de rug, de cahierbinding is daarvan een genaaid voorbeeld, alle vellen vormen één katern, of (4) gehecht door het plat, japanse binding is daarvan een voorbeeld met draad. Er zijn nog veel andere bindmanieren, waarvan de spiraal, de spiraalband, wire-o, de klemband of lijst, velobind, de plastic kam en de ringband er een aantal zijn. Enkele daarvan zijn eigenlijk opbergbanden. (zie verder het hoofdstuk binden / afwerken)
biljetletter
Grote letter die voornamelijk gebruikt wordt voor affiches; de grootste korpsen zijn meestal van hout (fruitbomen, palmhout), maar bestaan soms uit een houten plankje waarop een zinken plaatje met verheven letterbeeld wordt gespijkerd.
bibliopegie
Oude benaming van de kunst van het boekbinden.
bibliografie
Boekbeschrijving, lijst van boeken en artikelen die gebruikt zijn voor het tot stand komen van het boek waarin de lijst voorkomt, of lijst van literatuur die als aanvulling of voor verdieping geraadpleegd kan worden; meestal in deze vorm: auteur(s), titel, plaats en jaar van uitgave, soms ook voorzien van i.s.b.n. (en i.s.s.n.). De literatuurlijst die dit handboek vergezelt bevat waar mogelijk deze standaardnummers.
bijschrift
(bijschrift / koptekst / voettekst) Kleine, toelichtende, tekst bij een illustratie, meestal ook in een kleiner corps gezet. Deze tekst staat meestal naast of onder de illustratie zelf, soms in de (verbrede) marge van, of als kop- of voettekst op de pagina, waarop de illustratie voorkomt.
blindpreeg
(blinddruk / blindpreeg / blindstempeling) Afdruk van letter(s) of ornament(en) zonder het gebruik van inkt, waarbij dus eerder sprake is van een índruk dan van een áfdruk. Wordt gebruikt bij het bedrukken van boekomslagen. (zie ook: drukmethoden) Met verwarmde stempels, zonder gebruik van bladgoud of inkt, indrukken maken in leer/boekbanden. (zie verder: binden / afwerken)
blinddruk
(blinddruk / blindpreeg / blindstempeling) Afdruk van letter(s) of ornament(en) zonder het gebruik van inkt, waarbij dus eerder sprake is van een índruk dan van een áfdruk. Wordt gebruikt bij het bedrukken van boekomslagen. (zie ook: drukmethoden) Met verwarmde stempels, zonder gebruik van bladgoud of inkt, indrukken maken in leer/boekbanden. (zie verder: binden / afwerken)
bleken
Het (enkelvoudig) bleken van vezels gebeurt in zg. 'Bleekhollanders'. Het resultaat is een wittere en meestal zwakkere vezel. Meervoudig bleken beïnvloedt de sterkte minder en geeft een grotere witheid. Het bleken met chloorkalk, chloorgas en natrium-hypochloriet wordt (vanwege de verscherpte eisen voor een beter milieu-beheer) steeds vaker vervangen door bleking met ozon en peroxiden.
blauwkopie
Blauwe druk op glas of plastic vel met stramien en registertekens, onder andere gebruikt als ondergrond voor een geplakte lay out.
blazenproef
(blarenproef / blazenproef / slagersproef) Het meten van de vetdichtheid (eigenlijk waterdamp-ondoorlatendheid) van papier door het eronder houden van een vlam zodanig dat het papier niet verkoolt of verbrandt. Door de hitte ontstaat in het papier damp die nauwelijks uit vetgemalen papier kan ontsnappen. Hoe groter de blaarvorming, hoe groter de vetdichtheid.
blarenproef
(blarenproef / blazenproef / slagersproef) Het meten van de vetdichtheid (eigenlijk waterdamp-ondoorlatendheid) van papier door het eronder houden van een vlam zodanig dat het papier niet verkoolt of verbrandt. Door de hitte ontstaat in het papier damp die nauwelijks uit vetgemalen papier kan ontsnappen. Hoe groter de blaarvorming, hoe groter de vetdichtheid.
bladhouder
(bladhouder / divisorium / regelwijzer / tenakel / visorium) De bladhouder ziet er kruisvormig uit. De zetter bevestigt er zijn kopij aan, en prikt het zodanig in de rand van de letterkast waaruit hij zet, dat de tekst voor hem goed leesbaar is. Als hij geen bladhouder tot zijn beschikking heeft of daaraan niet gewend is, wordt de kopij vaak op de letterkast gelegd. In dat geval gebruikt hij meestal een ander soort regelwijzer, bijvoorbeeld een stukje karton of een in papier gewikkelde reglet, dit om te voorkomen dat hij bij het zetten (een regel van de) tekst overslaat.
bladgoud
Zeer dunne blaadjes bijna zuiver goud (12 delen goud op 1 deel zilver of koper) die door boekbinders voor bandstempelen en sneevergulden worden gebruikt. De blaadjes zijn minder dan 1/1000e mm dik, en worden in 'boekjes' van 25 vel van ongeveer 10 x 10 cm verkocht.
blaasbalg
(blaasbalg / kastreiniger) Houten werktuig dat gebruikt wordt om de vakjes van de letterkast schoon te blazen. De tuit moet in ieder geval van hout zijn, om te voorkomen dat toevallige aanraking met het lettermateriaal dit laatste naar de hel helpt.
blindstempeling
(blinddruk / blindpreeg / blindstempeling) Afdruk van letter(s) of ornament(en) zonder het gebruik van inkt, waarbij dus eerder sprake is van een índruk dan van een áfdruk. Wordt gebruikt bij het bedrukken van boekomslagen. (zie ook: drukmethoden) Met verwarmde stempels, zonder gebruik van bladgoud of inkt, indrukken maken in leer/boekbanden. (zie verder: binden / afwerken)
blindlopen
Als het drukkende deel van een offsetplaat niet genoeg inkt aanneemt tijdens het drukken, wordt de afdruk steeds lichter. De oorzaak kan liggen in te ruw, vezelig of te zuur papier.
bloeden
Als het bindmiddel in de inkt zich losmaakt van de pigmentdeeltjes, verspreiden deze zich in het papier. Dat ziet er hetzelfde uit als inkt opgezogen door een vloeiblad.
bladwachters
(bladwachters / custoden) Herhalingen van het eerste en het laatste woord van een bladzijde aan de onderkant van de vorige en de bovenkant van de volgende bladzijde, buiten de bladspiegel.
blauwdrukpapier
(diazo-papier / lichtdrukpapier / blauwdrukpapier) Natsterk papier met lichtgevoelige laag, geschikt om teksten en tekeningen te kopiëren (zie: drukmethoden).
boekhoudlijn
De schuine lijn, die bij een balans het einde van de kortste cijferreeks (boven het totaal) verbindt met de totaliseerlijn, om aan te geven, dat niets vergeten is, en om te voorkomen dat nadien bijgeschreven wordt. Het opsluiten van de boekhoudlijn moet met zo weinig mogelijk stukken wit gebeuren; de lijn liefst uit een stuk, maar als dat niet mogelijk is, de breuk erin zoveel mogelijk in het midden plaatsen.
boekdrukkersmidden
(boekdrukkersmidden / optisch midden) Als een of meer regels, cliché's, een fileet of iets dergelijks precies gemeten op het midden van een pagina worden afgedrukt, lijkt het alsof het te laag is geplaatst. Hoe meer onbedrukte ruimte er op de pagina is, hoe meer dit op zal vallen. De drukker / zetter vangt dit optisch bedrog op door iets boven het midden te drukken, natuurlijk aangepast aan de verhouding tussen bedrukt en onbedrukt in het vlak.
boekdruk
(boekdruk / hoogdruk) De oudste methode om te drukken: De delen die gedrukt moeten worden zijn hoger dan de omgeving waarin zij zich bevinden. (zie ook: drukmethoden, en de geschiedenis van de boekdrukkunst)
boekblok
De aan elkaar bevestigde vellen van een boek, zonder omslag of band. (zie ook: binden / afwerken)
boekband
(band / boekband) Het aan het boekblok bevestigde (of te bevstigen) omslag van een boek.
boek
Oude benaming voor 25 vel papier. Er gaan 20 boek in een riem, 10 riem in een baal. Oorspronkelijk was een boek 24 vel, nu wordt alleen oud-hollands nog uitgeleverd in riemen van 480 vel.Een verzameling aan elkaar gebonden bladzijden, voorzien van een omslag of band.
boekletter
(boekletter / broodletter) Lettersoort die gebruikt wordt voor de platte tekst van boek, krant en tijdschrift (ook: broodletter, want het is de letter waar de zetter z'n brood mee verdient).
boekrug
Het genaaide deel van een gebonden boek. Er zijn drie soorten: holle, strakke of vaste, en soepele ruggen.
bok
Meestal houten, lessenaar waaraan de zetter werkt. Een smoutbok is kleiner dan een letterbok. De opbergplaats van de letterkasten heet loket of regaal. Door het hierop schroeven van kastendragers kan een loket gebruikt worden als bok. (zie ook: kast)
bond
Houtvrij wit of lichtgekleurd schrijfmachinepapier; enigszins wolkig in doorzicht en minder radeerbaar dan bankpost; tenminste 50 grs, meestal voorzien van een persmerk.
bord
Massief karton, zwaarder dan 600 grs.
borstel
Drukt het papier tijdens het drukken strak tegen de cilinder (zie: proefpers, stellen). Voorwerp gebruikt om zetsel schoon te maken, soms met ingebouwde wasmiddeltank (dan ook sprenkelborstel genaamd).
bruineren
Het bruinmaken van gepolijste en geglansde sneden door de boekbinder;De graveur gebruikt een bruineer- of polijststaal om de kanten van te scherp afdrukkende lijnen af te ronden.
broodjes
Regletten van 8 - 12 punten dik, naar analogie van de broodletter, die gewoonlijk ook 8 - 12 pts. is.
bronzvoordrukinkt
(bronsvoordrukinkt / bronzvoordrukinkt) Stijve, kleverige, gele inkt. Vlak na het drukken hiervan wordt het bedrukte oppervlak bestoven (dmv zeef) met bronspoeder.
bronsvoordrukinkt
(bronsvoordrukinkt / bronzvoordrukinkt) Stijve, kleverige, gele inkt. Vlak na het drukken hiervan wordt het bedrukte oppervlak bestoven (dmv zeef) met bronspoeder.
briefdrukker
Vijftiende-eeuwse benaming voor drukker van kleine teksten, al dan niet van afbeelding voorzien.
breedlopend
(BL) Vellen papier, waarvan de machinerichting, vezelrichting, evenwijdig loopt met de korte kant.
broodletter
(boekletter / broodletter) Lettersoort die gebruikt wordt voor de platte tekst van boek, krant en tijdschrift (ook: broodletter, want het is de letter waar de zetter z'n brood mee verdient).
bruinpak
Grof pakpapier, gemaakt van touwvezels met een ruwe afwerking.
bristolkarton
Houthoudend papier of karton, dat aan beide zijden met houtvrij papier is beplakt.
buvard
(buvard / vloeiblad / vloeipapier) Ongelijmd, sterk zuigend (buvant) papier, gemaakt van speciaal geprepareerde lompen. Vloeibladen worden vaak aan een zijde beplakt met bedrukbaar papier, waarop reclameboodschappen gezet worden.
bukskin
Sterk leer voor boekbinden (nu meestal schaapsleer).
buckram
Geweven materiaal (gewast, d.i. voorzien van was), waarvan de beste soorten een linnen basis hebben, in gebruik als boekbandbekleding.
buigweerstand
De kracht die moet worden opgebracht om materiaal te buigen.
carbondruk
Wordt wel eens toegepast om het hinderlijke tussenvoegen van carbonpapier tussen het te beschrijven vel en de afschriften te voorkomen. Op de achterzijde van het papier waar een afschrift onder moet komen, wordt met speciale, niet-drogende en zeer stijve inkt een volvlak gedrukt. Deze drukgang moet wel als laatste plaatsvinden, omdat het carbon latere drukgangen afdrukt op de legger of het afdekpapier. Deze drukmethode leidt gemakkelijk tot smetten en doorslaan. Na de uitvinding van het zelfkopiërend papier liep het gebruik ervan zeer snel terug. (zie verder: drukmethoden)
cambricpapier
(cambricpapier / leerpapier) Eenzijdig gestreken papier met leerpersing (tegenwoordig ook andere persingen, zoals linnen) dat door boekbinders voor goedkopere omslagen wordt gebruikt.
calqueerpapier
(calqueerpapier / kalk) Zeer doorschijnende papiersoort, die wordt gebruikt voor het maken of overnemen van tekeningen, bijvoorbeeld omdat het onderliggend origineel een foto is (en in de druk slechts tekeningen geplaatst kunnen worden), of om later blauwdrukkopieën van te maken. Niet te verwarren met (het ten onjuiste als synoniem gebruikte) carbonpapier.
calqueren
(calque / calqueren) Het overtrekken van een tekening of tekst door daar een mat-doorschijnend papier / folie op te leggen en daarop het onderliggende over te nemen.
calicot
(calico / calicot) Goedkope (katoenen) stof die eruitziet als linnen en gebruikt wordt als boekband-overtrek. De naam is ontleend aan de oorspronkelijke plaats van herkomst: Calicut, in zuid-west India.
calque
(calque / calqueren) Het overtrekken van een tekening of tekst door daar een mat-doorschijnend papier / folie op te leggen en daarop het onderliggende over te nemen.
cacheren
Papier of karton beplakken met een laag metaalfolie, meestal aluminiumfolie.
calico
(calico / calicot) Goedkope (katoenen) stof die eruitziet als linnen en gebruikt wordt als boekband-overtrek. De naam is ontleend aan de oorspronkelijke plaats van herkomst: Calicut, in zuid-west India.
carbonpapier
(carbonpapier / doorschrijfpapier) Papier voorzien van een kleurafgevende laag (vroeger koolstof, carboon) bestemd voor doorschrijfdoeleinden.
cartotheekkarton
Eventueel uit verscheidene lagen gekoetst/geplakt karton, meestal gesatineerd.
casing
Gesatineerd of eenzijdig glad, sterk pakpapier, meestal geelachtig, wordt onder andere als spanvel gebruikt.
cellofaneren
(cellofaneren / lamineren / plastificeren) In de meest uitgebreide zin betekent lamineren: Het geheel op elkaar hechten van meerdere lagen papier of ander bladvormig materiaal. Tegenwoordig meestal gebruikt in de betekenis van het aan een of twee zijden aanbrengen van een doorzichtige folie / kunststoflaag op drukwerk om het te veredelen en watervast te maken. Bij plastificeren bestaat die kunststoflaag vanzelfsprekend uit een plasticsoort.
centreren
Een woord, woorden of een regel zodanig op papier zetten, dat er links en rechts evenveel wit op de pagina overblijft. Oftewel, dat tekstdeel midden in de zetbreedte plaatsen. Ook verticaal centreren komt voor, waarbij dan meestal wel met het boekdrukkers- of optisch midden wordt rekening gehouden. Zie verder: uitlijnen.
chromolithografie
(chromo / chromolithografie / oleografie) Kleuren-steendrukprocédé, soms zelfs uitgevoerd op schilderslinnen met de bedoeling een schilderij na te bootsen. Voor elke te gebruiken kleur werd een aparte steen geprepareerd, en deze werden in register over elkaar heen gedrukt (het kwam voor dat voor een enkele print dertig stenen nodig waren). De techniek ontstond rond 1830 en was tot het einde van de 19e eeuw de populairste methode om kleuren-reprodukties (die worden ook wel chromo's genoemd) te maken, daarna namen andere technieken het over. Rond 1890 zorgde Henri de Toulouse-Lautrec (en in zijn navolging onder andere Paul Gauguin) voor een artistieke opleving van de kleurenlithografie.
china-clay
(china / china-clay / kaolin / porselein-aarde) Vulstof bij papiervervaardiging;Krijtlaag als couche voor kunstdrukpapier.
chitspapier
(chitspapier / flintpapier / glacépapier) Dun, eenzijdig gestreken glanzend papier in veel kleuren, vaak toegepast als beplakking van dozen.
chromo
(chromo / chromolithografie / oleografie) Kleuren-steendrukprocédé, soms zelfs uitgevoerd op schilderslinnen met de bedoeling een schilderij na te bootsen. Voor elke te gebruiken kleur werd een aparte steen geprepareerd, en deze werden in register over elkaar heen gedrukt (het kwam voor dat voor een enkele print dertig stenen nodig waren). De techniek ontstond rond 1830 en was tot het einde van de 19e eeuw de populairste methode om kleuren-reprodukties (die worden ook wel chromo's genoemd) te maken, daarna namen andere technieken het over. Rond 1890 zorgde Henri de Toulouse-Lautrec (en in zijn navolging onder andere Paul Gauguin) voor een artistieke opleving van de kleurenlithografie.
china
(china / china-clay / kaolin / porselein-aarde) Vulstof bij papiervervaardiging;Krijtlaag als couche voor kunstdrukpapier.
chapeau
(fr. letterlijk: hoed) Subkop bóven de eigenlijke kop/titel van een artikel, gezet in een kleiner korps dan die kop, vaak in een smaller of cursief lettertype.
chagrijn
(chagrijn / segrijn) Gekorreld boekbindersleer, of imitatie daarvan in papier.
chromopapier
Eenzijdig, watervast, gestreken papier; wordt gebruikt voor etiketten, affiches, boekomslagen, enz.
chromotypie
Kleurendruk in boekdruk-techniek.
chromovloei
Inktvloei, beplakt met een voor offset gestreken papier.
chroomgeel
(chroomgeel / chromaatgeel) Anorganische kleurstof, loodbichromaat. Zie verder de bijlage over inktsoorten.
chromaatgeel
(chroomgeel / chromaatgeel) Anorganische kleurstof, loodbichromaat. Zie verder de bijlage over inktsoorten.
cicero
(augustijn / cicero) Typografische eenheid van twaalf Didot-punten. Tevens de naam van letters van twaalf punten en veelvouden daarvan.
cijfers
Dit zijn tekens waarin getallen worden weergegeven. We onderscheiden in ons taalgebied de Romeinse en de Gewone of Arabische cijfers. De Romeinse cijfers worden tegenwoordig eigenlijk alleen nog maar gebruikt in diploma's, voor het pagineren van het voorwerk en het benoemen van de hoofdstukken of afdelingen van een boek, en achter de namen van koningen, keizers en pausen (Willem de Zoveelste). De bekendste zijn I (1), V (5), X (10), L (50), C (100), D (500), M (1.000). De Arabische cijfers (1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 0) kennen we in twee soorten: De Staande, Lijnende of Tabel-cijfers, en de Uithangende of Mediaeval-cijfers. De laatste passen beter in een tekst. (zie verder: Fibonacci in de bijlage over de Gulden Snede)
clichévoeten
Gietijzeren blokken, voorzien van een opstaande rand, die bestaat uit facetten,) waarop (of waarbinnen) clichés worden gemonteerd. Cliché-hoogte en clichévoet-hoogte samen zijn gelijk aan de letterhoogte.
cliché
Afbeelding die door middel van lijnen of rasters, verhoogd, door etsing op metalen of kunststof plaat (door middel van een clichograaf bijvoorbeeld) is aangebracht, die op letterhoogte wordt gebracht door montage op een houten of metalen voet, en die daardoor is te boekdrukken. We onderscheiden lijnclichés (zinco's) en rasterclichés (autotypie). Bij een lijncliché is een afbeelding weergegeven door (elkaar kruisende) lijnen, bij een rastercliché is datzelfde beeld vervangen door kleinere of grotere puntjes.
clair-obscur
Houtsneden in twee (bruin-geel, groen-geel) of drie (twee met zwart) kleuren gedrukt.Schaduwwatermerk met donkere en lichtere partijen naast elkaar.
CMYK
(full-color / quadri / CMYK) Drukken in zogenaamde vierkleurendruk: geel, magenta, cyaan, zwart (CMYK: Cyan, Magenta, Yellow, Key). Ook wel eens in een poging tot purisme CMGZ (cyaan, magenta, geel, zwart) genoemd; gauw vergeten, als Nederlands woord voldoet vierkleurendruk, de in België gebruikte variant quadri (van quadrichromie) levert ook totaal geen problemen op. Zie verder: inkt.
corrigeertang
(corrigeertang / correctietang) Soort pincet wat soms (in plaats van els) gebruikt wordt voor het corrigeren van loodzetsel. De correctietang heeft geen goede naam, getuige de veel vaker gehanteerde benaming: lettermoordenaar. Bij correcties dient eerst gecontroleerd te worden of het zetsel voldoende los is, aangezien anders de correctietang geen goede grip op het te corrigeren materiaal heeft, er vrijwel gegarandeerd afschiet en het (letter)beeld daarbij beschadigt. Leerlingzetters is het om die reden ten strengste verboden om gebruik te maken van een corrigeertang.
congreve-druk
Meerkleurenboekdruk in één drukgang: de drukplaat bestaat uit afzonderlijk ingeïnkte delen die (bij wijze van spreken óp de pers) worden samengevoegd, en sluitwerk van kleuren naast / tegen elkaar aan oplevert, geen kleurmenging (over en door elkaar heen gedrukte vlakken).
copywriter
Tekstschrijver (voor advertenties en advertorials).
corps
(corps / korps) Voor men de korpsen met hun puntsnaam ging noemen, hadden ze een eigen naam. Hieronder zal ik een lijstje van de in Nederland gebruikte namen opnemen:Microscoop (of Brilliant) (3 punten),Diamant (of Half Petit) (4 pt),Parel (5 pt),Nonparel (of Nonpareille) (6 pt),Kolonel (7 pt),Brevier (7½ pt),Galjard (of Petit) (8 pt),Garmond (of Bourgeois, Borgis, Grote Petit) (9 pt),Dessendiaan (of Corpus, soms ook Garmondt, Garamondt) (10 pt),Mediaan (11 pt),Augustijn (of Cicero) (12 pt),Grote Augustijn (of Grote Cicero) (14 pt),Tekst (of Tertia) (16 pt),Paragon (18 pt),Grote Paragon (soms ook Text genoemd) (20 pt),Dubbel Augustijn (of Dubbel Cicero, Kleine Kanon) (24 pt),Kanon (28 pt),Grote Kanon (32 pt),Parijse Canon (of 3 Augustijn, 3 Cicero) (36 pt),Sabon (40 pt),Dubbele Grote Paragon (40/42 pt),Grote Sabon (of Kleine Missaal, 4 Aug./Cic.) (48 pt),Missaal (56 pt),Grote Missaal (of 5 Aug./Cic.) (60 pt),Dubbele Parijse Kanon (of 6 Aug./Cic., soms ook Kleine Sabon) (72 pt),... (soms ook Sabon) (78 pt),Dubbele Grote Parijse Kanon (of 7 Aug./Cic., soms ook Grote Sabon) (84 pt).Sommige van deze namen worden ook in Duitsland en Frankrijk gebruikt, maar verwijzen dan regelmatig naar andere corpsgrootten: Microscope, Microscopique (2½ pt), Petit-Canon (28 pt), Gros-canon, grober Kanon (42 pt), Sabon (48 pt), grobe Sabon (66 pt) ... (zie verder: letter)
conditioneren
(conditioneren / acclimatiseren) Het in evenwicht brengen van de relatieve vochtigheid en temperatuur van papier en omgeving. Ook voor inkt is het beter om ruim voor gebruik uit opslag gehaald en in de drukzaal geplaatst te worden.
compendium
Een in bedrukt karton verpakt setje briefpapier met enveloppen en eventueel een vloeiblad;(beknopte) samenvatting of handleiding.
compact
(compres / compact) Zo wordt zetsel genoemd waarbij tussen de gezette regels geen losse interlinie is aangebracht (ook: platzetsel).
compres
(compres / compact) Zo wordt zetsel genoemd waarbij tussen de gezette regels geen losse interlinie is aangebracht (ook: platzetsel).
colliband
Papieren plakband, in verschillende breedten; sterk pakpapier, voorzien van een gomlaag en eventueel met reclame bedrukt.
collationeren
Controleren of na het vergaren van de katernen van een boek deze in de juiste volgorde liggen. De vaak als hulpmiddel hiertoe op de rugzijde van de katerns afgedrukte blokjes of nummers heten vergaarblokjes. (zie: binden / afwerken)
copyright
(auteursrecht / copyright) De auteur heeft als enige het recht om z'n werk uit te geven of te verveelvoudigen, tenzij hij aan een ander dat recht toekent. Het auteursrecht vervalt vijftig jaar na de dood van de auteur (volgens de Berner Conventie 1886). Binnen de Europese Gemeenschap wordt evenwel een periode van 70 jaar aangehouden, waarna de werken (meestal, in ieder geval bij literaire uitingen) toevallen aan het publiek domein. De Verenigde Staten hebben de Berner Conventie niet ondertekend; daar geldt een ander systeem van rechtsbescherming van 28 (of 2 x 28) jaar. De vermelding van aan wie dit recht is voorbehouden wordt meestal geplaatst op de achterzijde van de titelpagina van een werk, voorafgegaan door dit symbool: ©.
correctietang
(corrigeertang / correctietang) Soort pincet wat soms (in plaats van els) gebruikt wordt voor het corrigeren van loodzetsel. De correctietang heeft geen goede naam, getuige de veel vaker gehanteerde benaming: lettermoordenaar. Bij correcties dient eerst gecontroleerd te worden of het zetsel voldoende los is, aangezien anders de correctietang geen goede grip op het te corrigeren materiaal heeft, er vrijwel gegarandeerd afschiet en het (letter)beeld daarbij beschadigt. Leerlingzetters is het om die reden ten strengste verboden om gebruik te maken van een corrigeertang.
couche
(couche / coating) Giet- of strijklaag op basispapier ter verbetering van het oppervlak.
coating
(couche / coating) Giet- of strijklaag op basispapier ter verbetering van het oppervlak.