De Proefpers

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Diverse industrieën en ambachten > handboek grafische technieken
Datum & Land: 24/06/2013, NL
Woorden: 739


scheprand
Rafelige rand van handgeschept papier, die soms bij machinaal gemaakt papier wordt nagemaakt. (zie ook: deksel en het hoofdstuk over papiermaken)

schaduwmerk
Imitatie van schaduwwatermerk, dat ontstaat door op een onderliggende laag van geplakt karton het gewenste motief te drukken, hetwelk dan door de bovenliggende laag heen schijnt. (zie ook: watermerk)

schotse druk
(barietdruk / schotse druk) Afdrukken van een hoogdrukvorm (zetsel, cliché) op barietpapier om een goed origineel te verkrijgen voor reproductie in bijvoorbeeld offset.

schrijfpapier
Houtvrij of houthoudend papier, zwak gesatineerd, wit of lichtgekleurd, goed gelijmd, aan beide zijden beschrijfbaar, gelijkmatig van doorzicht en opaak.

schuurweerstand
(schuurweerstand / slijtvastheid) Het vermogen om herhaald wrijven, schuren en krassen te doorstaan.

segrijn
(chagrijn / segrijn) Gekorreld boekbindersleer, of imitatie daarvan in papier.

signatuur
Bladteken, volgcijfer op elk vel, ter vergemakkelijking van vouwen en vergaren; is thansgereduceerd tot vergaarblokjes op de rug van de katernen (zie: collationeren).Zo wordt de kerf in de drukletter ook genoemd. (zie verder: kerf)

sjabloneren
(repeteren / sjabloneren) Komt voor als grote vlakken in het zetsel als (bijna) volvlakken dienen te drukken (of juist volledig leeg zijn), bij schrale inktgeving. Betreffende vlakken worden dan lichter (of juist donker) herhaald als de inktrol een omwenteling verder nog dicht opeengeplaatst zetsel tegenkomt.

sluitletter
Bij sommige lettertypes worden aparte letters gegoten om aan het eind van woorden of regels te plaatsen (Mistral bijvoorbeeld).

slappe regel
Een regel die onvoldoende is opgevuld; zou je een vorm met zo'n regel erin optillen, dan bestaat een gerede kans dat je pastei gaat bakken.

sluitstuk
Sluitmateriaal: Dient om het zetsel in het raam vast te zetten. Sluitstukken zijn: kooien, schenen en holwitbespaarders (ook: sluitwig).Sluitornament: Ornament dat gebruikt wordt aan het eind van een tekst of om twee tekststukken te scheiden.

slijtvastheid
(schuurweerstand / slijtvastheid) Het vermogen om herhaald wrijven, schuren en krassen te doorstaan.

sluitornament
(fileet / pennetrek / sluitornament) Sierlijntje, dat gebruikt wordt om aan het eind van hoofdstukken te plaatsen of de titel van een hoofdstuk van de tekst te scheiden. (Bij handboekbinden is van zo'n lijntje een gebogen stempel gemaakt, waarvan op het omslag afdrukken worden gemaakt, sierlijnen op de rug bijvoorbeeld.) (zie ook: accolade)

slagersproef
(blarenproef / blazenproef / slagersproef) Het meten van de vetdichtheid (eigenlijk waterdamp-ondoorlatendheid) van papier door het eronder houden van een vlam zodanig dat het papier niet verkoolt of verbrandt. Door de hitte ontstaat in het papier damp die nauwelijks uit vetgemalen papier kan ontsnappen. Hoe groter de blaarvorming, hoe groter de vetdichtheid.

sluitwit
Grotere stukken hol-wit, meestal van ijzer; vandaar de andere naam: ijzerwit. (zie ook: holwitbespaarder)

smoutwerk
Klein werk (programma's, visitekaartjes), handelswerk (nota's, kwitanties), en werk dat uit letters, cijfers, e.d. bestaat van door elkaar gebruikte korpsen.

smetten
(smeren / smetten) Door een of andere oorzaak wordt het vel vuil of smoezelig tijdens het drukken of wanneer het uit de machine komt. Als de randen (spijkerrand of facet) van clichés omhoog staan, worden ze meegedrukt; als de clichés te hoog zijn aangebracht, kan het wit af en toe ook meedrukken (de blanke gedeelten van de vorm geven ook inkt af); als de schoondruk nog niet geheel droog is, kan de inkt bij weerdrukken overzetten (dit kun je voorkomen, door het bovenste leggervel met olie in te wrijven of door antimaculepapier te gebruiken; als een zijde van het papier meermaals bedrukt moet worden (in de snelpers), kan nog vochtige inkt de borstel vervuilen, die geeft z'n vuil door, of krast de afdruk kapot.

smeren
(smeren / smetten) Door een of andere oorzaak wordt het vel vuil of smoezelig tijdens het drukken of wanneer het uit de machine komt. Als de randen (spijkerrand of facet) van clichés omhoog staan, worden ze meegedrukt; als de clichés te hoog zijn aangebracht, kan het wit af en toe ook meedrukken (de blanke gedeelten van de vorm geven ook inkt af); als de schoondruk nog niet geheel droog is, kan de inkt bij weerdrukken overzetten (dit kun je voorkomen, door het bovenste leggervel met olie in te wrijven of door antimaculepapier te gebruiken; als een zijde van het papier meermaals bedrukt moet worden (in de snelpers), kan nog vochtige inkt de borstel vervuilen, die geeft z'n vuil door, of krast de afdruk kapot.

smout staan
(staand zetsel / smout staan / staand schrift) Zetsel dat na te zijn afgedrukt niet wordt afgebroken, maar weggezet, bijvoorbeeld voor spoedige herdruk, waarbij geen of slechts kleine wijzigingen hoeven te worden aangebracht. (zie ook: distributiezetsel)

snijtekens
(snijkruizen / snijtekens) Tekens die in de druk worden opgenomen, aan de hand waarvan het gedrukte wordt gesneden. Daarbij worden de tekens meegesneden.Tekens op kalkpapier, dat is bevestigd aan een afbeelding, om aan te geven welk deel van de illustratie moet worden gebruikt.

snijkruizen
(snijkruizen / snijtekens) Tekens die in de druk worden opgenomen, aan de hand waarvan het gedrukte wordt gesneden. Daarbij worden de tekens meegesneden.Tekens op kalkpapier, dat is bevestigd aan een afbeelding, om aan te geven welk deel van de illustratie moet worden gebruikt.

sneldrogend
Voorzien van droogpasta, of verdampende oplosmiddelen.

snelhechter
Tijdelijk omslag voor losse bladzijden, dat meestal ook snel verwijderd kan worden zonder merktekens op of beschadigingen van die bladzijden achter te laten.

spanvel
Het buitenste / bovenste / eerste vel van de legger. Daar wordt meestal een sterk pakpapier, zoals casing, voor gebruikt, aangezien dit vel veel te verduren krijgt: er worden aanlegspelden in gestoken, er komt een afdruk op te staan als er gedrukt wordt zonder oplagepapier, met wasmiddel wordt daar dan weer veel van weggepoetst om (iets soortgelijks als) overzetten te voorkomen.

spatie
Schei-stiftje of aanvullingsstaafje. We onderscheiden dikke of blokspaties, gewone of dunne spaties, en vliesjes of vliesspaties. In een vierkant (een kwadraat, dat net zo breed is als hoog, korps in het vierkant) gaan 3 blokspaties, 4 gewone spaties, 6 dunne spaties. Vliesjes zijn gewoonlijk één of ½ punt dik.

spanjool
(spanjool / pit) Stofdeeltje dat zich op zetsel of illustratie vastzet, dat zichzelf afdrukt, en waaromheen een onbedrukte halo zichtbaar is.

spatel
(spatel / inktspatel) Werktuig dat gebruikt wordt voor het mengen van inkt (en voor het in de inktbak overbrengen van die inkt). (zie ook: inktmes)

spiegelschrift
Niet-leesbaar schrift: De letter zoals die op het letterstaafje staat afgebeeld is niet direkt leesbaar, door oefening of met behulp van een spiegel wel. Het letterbeeld wordt in spiegelbeeld aangebracht, omdat een afdruk ervan omgekeerd wordt weergegeven, leesbaar dus.

stersignatuur
(stersignatuur / stercijfer) Getal op de derde pagina van elk boekvel, waarbij het sterretje aangeeft dat het een binnenpagina is. Als elk vel 16 pagina's bevat, is de nummering van pagina: 3 = 1*, pagina 19 = 2*, enz. Op die manier wordt duidelijk hoe de vouwmachine gevoerd / gevuld / belegd moet worden ...

stellen, van legger
Eigenlijk: samenstellen van de legger. De dikte van de legger is afhankelijk van de benodigde drukspanning. Er wordt onderscheid gemaakt tussen harde, normale en zachte leggers. Zachte leggers worden gebruikt voor drukvormen die ongelijkmatig uitdrukken (in dit soort legger zit namelijk voldoende vering om zich aan de hoogteverschillen aan te passen). Nadelen van een zachte legger: sterke moetvorming en onscherpe afdruk, waardoor zwaarder pikeersel en logisch toestel nodig zijn, en grotere slijtage van de drukvorm. Harde leggers geven een scherpe afdruk omdat de vorm minder in de legger kan drukken. Dat maakt de legger geschikt voor nieuw vormmateriaal, lijnclichés en stypen op metalen voet. Nadelen: er moet meer toestel op de moet komen, omdat hoogteverschillen in de drukvorm, en maatafwijkingen tussen drukfundament en degel (of drukcilinder) duidelijker uitkomen door het geringe aanpassingsvermogen van de legger. De ideale legger is hard èn veerkrachtig. Dit is soms te bereiken door onder in de legger een rubberdoek aan te brengen. Verder is de leggerkeuze afhankelijk van de aard en de kwaliteit van de drukvorm, de struktuur van het papier dat bedrukt moet worden (oplage-papier), en het drukvermogen van de degel- of cilinderpers.

stellen, van grijpers
De stand van de grijpers is buiten en tussen de vouwen van het tweemaal over de lengte gevouwen vel.

stellen, van inktbak
Het inktmes wordt tegen de inktbakcilinder gedrukt door de zogenaamde dwangschroefjes. Deze dienen gelijkmatig te zijn afgesteld. Dit is te controleren door de dikte van de inktlaag die op de cilinder afgegeven wordt te bekijken. Als de inktbak wordt schoongemaakt, alle dwangschroefjes losdraaien. Daarna, vanuit het midden naar de beide zijkanten de schroefjes beetje bij beetje aandraaien. Door te strak aan te draaien komt het mes teveel onder spanning. Niet alleen kan dan geen inkt meer door, maar ook is het mes onderhevig aan overbodige slijtage. Het gevolg is dat na verloop van tijd de inktafgifte niet meer te regelen valt.

stellen, van degel
Een eerste vereiste hier is de juiste dikte van de legger: Als die te dik is, dan drukt de onderzijde van de vorm zwaarder uit; is de legger te dun, dan gebeurt hetzelfde aan de bovenzijde (zie verder: toestellen). Het regelen van de drukkracht is eenvoudig, maar wordt het beste in de praktijk geleerd: Door de degel van-druk-te-zetten, de stelmoeren los te draaien en de degel naar het fundament te brengen, is vaak al te zien welke kant op gesteld moet worden. Is dat niet het geval, dan beginnen met zo laag mogelijke drukkracht, de moeren vastdraaien, op-druk uitproberen, verstellen, enzovoort. Lager cijfer, minder drukkracht.

stellen, van aanleggen
De stand van de aanleggen op de cilinderpers (onderaanleggen degel) is te vinden door het te bedrukken vel tweemaal over de lange kant te vouwen en de aanleggen net buiten de vouwen te plaatsen. Voor de zijaanleg vouw je het vel eenmaal over de breedte, en de zijaanleg komt net onder de vouw.

stellen, van borstel
De borsteldruk moet zo laag mogelijk gehouden worden. Als een vel (bijna) aflopend moet worden bedrukt, treedt helaas vaak toch streepvorming op, omdat de borstel de laatste millimeters van het vel niet goed kan vasthouden. Je moet oppassen dat de inkt niet te nat is, als een vel meerdere malen aan een zijde bedrukt moet worden, aangezien anders de borstel inkt vasthoudt en strepen veroorzaakt. Goed schoonhouden is dan zeker de boodschap.

staand zetsel
(staand zetsel / smout staan / staand schrift) Zetsel dat na te zijn afgedrukt niet wordt afgebroken, maar weggezet, bijvoorbeeld voor spoedige herdruk, waarbij geen of slechts kleine wijzigingen hoeven te worden aangebracht. (zie ook: distributiezetsel)

staand schrift
(staand zetsel / smout staan / staand schrift) Zetsel dat na te zijn afgedrukt niet wordt afgebroken, maar weggezet, bijvoorbeeld voor spoedige herdruk, waarbij geen of slechts kleine wijzigingen hoeven te worden aangebracht. (zie ook: distributiezetsel)

stansen
Speciale vormen uit papier of karton snijden door middel van stalen messen die in het drukraam, op de degel, zijn geplaatst. (zie ook: drukmethoden)

stencil
(cyclostyle / stencil) Wit of gekleurd, soms opdikkend, maar in ieder geval sterk (op)zuigend papier, onder andere geschikt voor stencildrukwerk.

strik
(accolade / strik) Typografisch teken waarmee verschillende woorden / regels met elkaar verbonden worden. Wordt ook gebruikt als ornament, als fileet bijvoorbeeld. Werden vroeger door de zetter gesneden uit een drukkende lijn van lettermetaal (= lijn op letterhoogte), zoals de gegoten randen van advertenties die niet als cliché werden aangeleverd, maar door de zetter zelf werden samengesteld. Soms werd zelfs een koperen lijn gebruikt om een strik te snijden, het voordeel was dat die langer gebruikt kon worden, maar meestal had de zetter voor het snijden van een koperen accolade geen tijd (tenzij er regelmatig terugkerende momenten waren waarop er even weinig te zetten of distribueren viel natuurlijk).

stercijfer
(stersignatuur / stercijfer) Getal op de derde pagina van elk boekvel, waarbij het sterretje aangeeft dat het een binnenpagina is. Als elk vel 16 pagina's bevat, is de nummering van pagina: 3 = 1*, pagina 19 = 2*, enz. Op die manier wordt duidelijk hoe de vouwmachine gevoerd / gevuld / belegd moet worden ...

styp
(styp / stereo / stereotypie / stiep) Door middel van matrijs-papier wordt een (droge) matrijs gepreegd van het zetsel (door een aantal vellen vloei- of zijdepapier met stijfsel, krijt en water te bestrijken en deze op het zetsel in te kloppen, maak je een natte matrijs), door dat met lood in te gieten ontstaat de styp (er zijn twee soorten: de vlakke en de rond- of courantstereo).

stereo
(styp / stereo / stereotypie / stiep) Door middel van matrijs-papier wordt een (droge) matrijs gepreegd van het zetsel (door een aantal vellen vloei- of zijdepapier met stijfsel, krijt en water te bestrijken en deze op het zetsel in te kloppen, maak je een natte matrijs), door dat met lood in te gieten ontstaat de styp (er zijn twee soorten: de vlakke en de rond- of courantstereo).

stiep
(styp / stereo / stereotypie / stiep) Door middel van matrijs-papier wordt een (droge) matrijs gepreegd van het zetsel (door een aantal vellen vloei- of zijdepapier met stijfsel, krijt en water te bestrijken en deze op het zetsel in te kloppen, maak je een natte matrijs), door dat met lood in te gieten ontstaat de styp (er zijn twee soorten: de vlakke en de rond- of courantstereo).

stolpen
Het omkeren van een vel papier, om op de achterzijde dezelfde vorm te drukken, maar dan wel zo, dat de zijaanleg hetzelfde blijft, maar de voor- of onderaanleg aanleg verandert (dit wordt ook 'keren over de voorzijde', of 'van voor naar achter over de kop keren' genoemd). De vorm waarvan men drukt, wordt ook wel stolpvorm genoemd.

stopper
(stopper / stoppertje) De meeste tijdschriften (en kranten) worden aan de hand van een voorlopige lay-out opgebouwd. In dat schematische overzicht wordt aangegeven hoe de verdeling tussen redactionele stukken, advertenties en advertorials over de pagina's plaatsvindt. De bedoeling is dat er een logische en aantrekkelijke volgorde gevonden wordt van de verschillende artikelen. In deze 'plattegrond' van het uiteindelijke drukwerk wordt derhalve rekening gehouden met een bepaald percentage pagina-oppervlak dat door de advertentie-afdeling gevuld moet worden. Nu is het zo, dat soms niet alle advertentieruimte wordt verkocht of dat een advertentie op het laatste moment wordt teruggetrokken (bijvoorbeeld omdat de adverteerder failleert). Om te voorkomen dat daar dan een lelijk gat in de uiteindelijke versie van het tijdschrift overblijft beschikt de redactie / uitgever meestal over een ruime voorraad stoppers in allerlei standaardafmetingen. Dat zijn advertenties waarvoor niet betaald wordt, afkomstig van bijvoorbeeld SIRE (de Stichting Ideële Reclame) of van (een zuster-organisatie van) het eigen bedrijf.

stoppertje
(stopper / stoppertje) De meeste tijdschriften (en kranten) worden aan de hand van een voorlopige lay-out opgebouwd. In dat schematische overzicht wordt aangegeven hoe de verdeling tussen redactionele stukken, advertenties en advertorials over de pagina's plaatsvindt. De bedoeling is dat er een logische en aantrekkelijke volgorde gevonden wordt van de verschillende artikelen. In deze 'plattegrond' van het uiteindelijke drukwerk wordt derhalve rekening gehouden met een bepaald percentage pagina-oppervlak dat door de advertentie-afdeling gevuld moet worden. Nu is het zo, dat soms niet alle advertentieruimte wordt verkocht of dat een advertentie op het laatste moment wordt teruggetrokken (bijvoorbeeld omdat de adverteerder failleert). Om te voorkomen dat daar dan een lelijk gat in de uiteindelijke versie van het tijdschrift overblijft beschikt de redactie / uitgever meestal over een ruime voorraad stoppers in allerlei standaardafmetingen. Dat zijn advertenties waarvoor niet betaald wordt, afkomstig van bijvoorbeeld SIRE (de Stichting Ideële Reclame) of van (een zuster-organisatie van) het eigen bedrijf.

strobord
Heeft (of beter had) als grondstof stro. Bestond in verschillende diktes. De zwaardere kwaliteiten werden geplakt, óf met stijfsel, óf met waterglas, waarbij de eerste het beste resultaat gaf.

stuiven
Het loslaten van fijne vezels en andere papierbestanddelen tijdens drukken (en andere bewerkingen van het papier), waardoor drukvorm en rollen vervuilen en een grotere kans op spanjolen en dergelijke bestaat.

stijfheid
Weerstand van papier of karton tegen buigen.

stijve regel
Het tegenovergestelde van een slappe regel, namelijk een regel met teveel opvulling, een regel die buiten de zetbreeedte uitsteekt; een zo'n regel in je zetwerk maakt van alle andere regels slappe.

stereotypie
(styp / stereo / stereotypie / stiep) Door middel van matrijs-papier wordt een (droge) matrijs gepreegd van het zetsel (door een aantal vellen vloei- of zijdepapier met stijfsel, krijt en water te bestrijken en deze op het zetsel in te kloppen, maak je een natte matrijs), door dat met lood in te gieten ontstaat de styp (er zijn twee soorten: de vlakke en de rond- of courantstereo).

sulfaatkarton
Bijzonder taai houtvrij karton, gemaakt van kraftcelstof (uit naaldhout), soms eenzijdig gestreken.

symbool
(beeldmerk / logo / merk / symbool / vignet / woordmerk) Een geconcentreerde tekenreeks die zonder nadere uitleg duidelijk herkenbaar is en die verwijst naar een firma, persoon of produkt(groep). Dit 'plaatje' kan bestaan uit uitsluitend letters (bijvoorbeeld initialen), letters gecombineerd met een (gestileerde) afbeelding, of alleen die afbeelding. Het beeldmerk is de meest beknopte uiting van een bedrijf naar buiten toe, zit vast verankerd in de huisstijl en zorgt (als het aanslaat) voor reclame zonder dat er iets specifiek(s) wordt aangeprezen. Logo en Woordmerk bestaan uitsluitend uit (al dan niet versmolten) letters, Symbool en Vignet zijn afbeeldingen, bij Beeldmerk worden de letters overheerst door de afbeelding / illustratie, en Merk is de meest algemene benaming van de reeks.

synthetisch papier
Papier gemaakt uit kunststofvezels, vaak met toevoeging van celstofvezels; bijzonder goed bestand tegen vouwen, scheuren, oppervlakslijtage en warmte, afwasbaar, zeer maatvast en meestal stijf.

tenakel
(bladhouder / divisorium / regelwijzer / tenakel / visorium) De bladhouder ziet er kruisvormig uit. De zetter bevestigt er zijn kopij aan, en prikt het zodanig in de rand van de letterkast waaruit hij zet, dat de tekst voor hem goed leesbaar is. Als hij geen bladhouder tot zijn beschikking heeft of daaraan niet gewend is, wordt de kopij vaak op de letterkast gelegd. In dat geval gebruikt hij meestal een ander soort regelwijzer, bijvoorbeeld een stukje karton of een in papier gewikkelde reglet, dit om te voorkomen dat hij bij het zetten (een regel van de) tekst overslaat.

tekenaap
(pantograaf / reductie-apparaat / tekenaap) De pantograaf is een eenvoudig scharend apparaatje (bestaand uit vier 'latten' met één vast eind/punt en vijf beweegbare punten) om tekeningen (of ander beeldmateriaal) mee te vergroten / verkleinen. De 'latten' zijn tegenwoordig (meestal) voorzien van perforaties (en daarnaast staat dan vaak een getal). Door de verhoudingen van de benen van de schaar te wijzigen, verandert de vergrotingsfactor. Door natrekpunt (volgstift) en schrijfstift om te wisselen verandert vergroting in verkleining. Naast de handmatig bedienbare (en opvouwbare en gemakkelijk vervoerbare) uitvoeringen zijn inmiddels zwaardere electrische / electronische versies op de markt, vooral gericht op graveerwerk. Deze leveren (natuurlijk) strakkere resultaten op, wat wel handig is als er ontwerp- of bouwtekeningen (bijvoorbeeld voor een nieuw lettertype) mee verwerkt worden. De natrekpunt (taster) is vervangen door een naald, waarmee zuiverder de contouren van een origineel (sjabloon) kunnen worden gevolgd, in plaats van een schrijfstift wordt gebruik gemaakt van een graveerpen of frees. De uitvinding van de pantograaf wordt toegeschreven aan de duitse monnik Cristopher Scheiner (1603). Voor de zelfbouwers hier een schetsje op schaal; je hebt 3 lange en 1 korte lat nodig; de lengtes daarvan zijn 36,5 en 25 cm (je kunt natuurlijk ook vier -lange- latten van gelijke lengte gebruiken, maar dat levert een extra zwabberend uiteinde op - in de afbeelding rechtsboven tussen het steunpunt en het vaste punt [aan de linkerkant] - fijn hè, twee richtingen aangeven).(vergelijk hiermee de gulden snede-passer.) De simpelste pantograaf die ik ooit tegenkwam, kwam uit Finland en had maar één (niet te veranderen) instelling: 1:2 (dat wil z...

tegendruk
(weerdruk / tegendruk) Vorm waarmee de achterzijde van een vel wordt bedrukt.Bedrukking van de tweede zijde van een vel, keerzijde of achterzijde; voorzijde heet schoondruk.

tinten
(emulgeren / tinten / in het water gaan) De inkt lost gedeeltelijk op in het vochtwater, en veroorzaakt daardoor een tinten van de niet-drukkende delen van de offsetplaat, waardoor het lijkt of er op lichtgekleurd of grijs (bij zwarte inkt) papier gedrukt is. Het grijperwit blijft daarbij natuurlijk vrij van 'kleuring'.

toestellen
(toestellen / pikeren) Toestellen op de vorm: Drukvormen zodanig op de pers vastzetten dat er goede afdrukken van gemaakt kunnen worden. Hierbij worden onvoldoende uitdrukkende delen van de vorm aan de achterzijde met papier of karton beplakt.Toestellen op de legger: Bij het maken van de eerste afdruk wordt de drukspanning zo geregeld, dat de hele drukvorm zoveel mogelijk met gelijke moet op het papier komt. De dan nog onvoldoende uitdrukkende letters enz. worden op de legger òpgeplakt; te zwaar afdrukkende delen van de vorm worden uit de legger uitgesneden. Dit gebeurt door aantekenen op de voor- of achterkant van de afdruk, of door het logisch toestellen (logisch toestellen is een kwestie van denken en doen, niet van aantekenen: je plakt daarbij, snijdt daar uit, waar jij denkt dat het nodig is, bijvoorbeeld opplakken van vloei op de legger op de plekken waar een element met grote drukdichtheid wordt afgedrukt, uitsnijden van zeer kleine drukelementen). Aantekenen doe je door onder de afdruk een vel carbonpapier te leggen en de te dun of te dik uitgedrukte delen te omlijnen, waarbij de omlijning aan het leggervel wordt doorgeschreven, en vervolgens ga je snijden en plakken. Als dit opplakken en uitsnijden op een apart vel gebeurt, dat later als bovenste leggervel wordt aangebracht, dan heet dit toestelvel (dat kan dus ook de eerste afdruk zelf zijn; dan heet het pikeersel). Het inbrengen van dit toestelvel geschiedt door het, na het op de juiste wijze tegen de aanlegspelden te hebben aangebracht, met een scherpe els op twee punten te doorprikken. De prikken moeten in de legger duidelijk zichtbaar zijn. Vervolgens wordt het leggervel teruggeslagen, het toestelvel tot aan de prikken ingeknipt, de gaatjes worden precies over de gaatjes i...

trapdegel
In tegenstelling tot de proefpers en de cilinderpers die beide een horizontaal drukfundament hebben, heeft de degel een verticaal fundament. Dit wil zeggen dat de vorm verticaal wordt ingehangen. Bij de proefpers wordt het papier over de vorm gelegd en in gedeeltes onder druk gebracht (waardoor het afdrukken plaatsvindt); bij de cilinderpers brengt de cilinder het papier in gedeeltes met de vorm in kontakt; bij de degelpers wordt het oplagevel op de degel tegen de aanleggen geschoven, de degel beweegt zich naar boven/voren en de hele afdruk wordt op één moment gemaakt. Het is dus vanzelfsprekend dat hiervoor meer drukspanning nodig is. Deze kracht, tevens de kracht die voor het bewegen van rollenhandel en degel zorgt, moet worden opgebracht door de beenspieren van degene die de trapdegelpers bedient, hierbij geholpen door het vliegwiel aan de linker zijkant van de machine. Door het vliegwiel vast te grijpen is de machine af te remmen. Ook de trapper (het pedaal) dient als rem. Een vel van de oplage dat scheef glijdt tijdens het omhoogbewegen van de degel kan uitsluitend gered worden door de machine van druk te zetten en te remmen, nooit of te nimmer mag je proberen het vel op het laatste moment nog even goed te leggen: de degel heeft zoveel gewicht/kracht/snelheid/druk dat je vingers volledig van je hand geknepen worden tegen het drukraam. En dat is helaas geen sterk verhaal.

transferletters
(afwrijfletters / transferletters) Letters, die volgens een bepaalde letterpolis in spiegelbeeld achterop een dun vel doorzichtig plastic zijn gezeefdrukt, en die in een layout (of op een beelddrager) worden aangebracht door de voorzijde van dat vel met een spatel te bestrijken. Naast gewone wrijfletters zijn er ook transfers van cijfers, initialen, afwijkende alfabetten, muziekschrift, symbolen, pictogrammen, ornamenten, lijnen, kaders, rasters, verlopen, achtergronden en (onderdelen van) (bouw-)tekeningen.

twinpapier
(duplopapier / twinpapier) Twee identieke vezellagen, die met de zeefzijde op elkaar worden gekoetst om ongelijkzijdigheid te vermijden; vrij stevig, ongestreken, maar toch vrij glad; wel veel kans op overzetten. (zie papiermaken)

typograaf
De officiële naam voor de boekdrukker, letterzetter.

typografie
Boekdrukkunst, letterlijk met stempels schrijven.

typoscript
De op een typemachine getikte versie van een manuscript; tegenwoordig veeleer een uitdraai (print, hardcopy) van een op de computer samengestelde of uitgewerkte tekst. De meeste uitgevers stellen een aantal eisen aan typoscripts, zoals dubbele regelafstand, zeer brede linkermarge, geen toegepaste, maar met codes aangegeven tekstopmaak (een onderstreept woord bijvoorbeeld wordt cursief gezet, een gekapitaliseerd woord levert zetsel in kleinkapitalen op, enz.). Elke uitgever heeft zijn eigen lijstje 'aanwijzingen voor het aanleveren van typoscripten', meestal bevattende de eis dat tekst zo min mogelijk opmaak moet bevatten. Daarnaast verwachten de meeste uitgevers niet alleen een uitdraai, maar ook (en vooral) het digitale tekstbestand op diskette, maar nog liever op cd-rom.

uitlijnen
Het op een, aan een afbeelding bevestigd, kalkpapier aangeven welk deel daarvan gedrukt dient te worden. In de reproductiefotografie wordt op dit kalk tevens aangegeven hoeveel vergroot of verkleind moet worden.De manier waarop de regels van een tekst / tekstkolom (ten opzichte van de kantlijnen / marges) beginnen, dan wel eindigen: strak onder elkaar of op verschillende punten. Hierin worden deze varianten gekend: linkslijnend (engelse regelval): de regels beginnen recht onder elkaar, maar houden (aan het einde van de regel) niet strak onder elkaar op, de spaties zijn allemaal hetzelfde.rechtslijnend: alle regels houden rechts strak onder elkaar op, maar beginnen links niet gelijk, de spaties zijn wel allemaal gelijkgecentreerd: het begin van de regel is net zover van de marge verwijderd als het einde van de regel, de spaties zijn meestal gelijk.uitgevuld: de regels beginnen en eindigen recht onder elkaar, om dit effect te bereiken worden spaties van wisselende diktes gebruikt.vrije regelval: lijkt op linkslijnend, maar de regels kunnen net zo goed na een of twee woorden eindigen als aan het einde van de regel, hier bepaalt de auteur wanneer een nieuwe regel begint, en niet de bladspiegel.Uitvullen, zie verder: spatiëren.

uitleggen
Het in de pers bedrukte papier uitleggen, wegleggen, te drogen leggen /hangen.Uitleggen van een kast: als er teveel letters in een kast liggen, deze tot regels opzetten (op stuk zetten) en apart bewaren, bijvoorbeeld in een zogenaamde defectenkast.

uitslaander
(allonge / uitklapper / uitslaander) Blad wat in uitgevouwen toestand buiten het boek uitsteekt. Op zo'n blad wordt vaak een afbeelding geplaatst, die te groot is voor de normale bladspiegel; of het uitstekende deel bevat een lijst van symbolen of afkortingen die in het eigenlijke boek worden gehanteerd.

uitklapper
(allonge / uitklapper / uitslaander) Blad wat in uitgevouwen toestand buiten het boek uitsteekt. Op zo'n blad wordt vaak een afbeelding geplaatst, die te groot is voor de normale bladspiegel; of het uitstekende deel bevat een lijst van symbolen of afkortingen die in het eigenlijke boek worden gehanteerd.

uitpunten
Als het in een tabel moeilijk is (voor het oog / de lezer) om de linker bepaling van een regel te verbinden met het rechts bepaalde op diezelfde regel, wordt het blanco stuk tussen die twee vaak van een lijn van puntjes voorzien, een leeshulp.

uitzetten
Uitzetten van de haak: het overbrengen van gezette tekst van de zethaak op de galei of het fundament.Uitzetten van vormen: bij het gelijktijdig drukken van meerdere pagina's is het zaak dit zo te doen dat bedrukte vellen simpel tot katernen zijn te vouwen. Hiertoe moeten de pagina's op de juiste manier uitgezet, en in de vorm ingesloten worden.

verschet
De twee nijpers worden buiten het vel gezet en een stevig vel karton wordt eraan geplakt. Hierop wordt voorzichtig, met de hand, een afdruk van de vorm gemaakt. Deze afdruk wordt ruim en met in ieder geval ook plaats voor de aanlegspelden uitgesneden, waarbij een snijplaatje onder het karton verhindert dat je in de legger snijdt. Soms kun je volstaan met het aan een van de knijpers bevestigen van een stukje stevig karton, een vlag.

vergure
Doorlopend watermerk van dicht bij elkaar staande evenwijdige lijnen, haaks gekruist door op veel grotere afstand voorkomende dwarslijnen; dit dessin is een imitatie van de oorspronkelijke handschepzeef.

verguldpers
Zwaargebouwde pers, met verwarmingselementen, waarin boekbanden worden gestempeld.

vergure
(vergé papier / vergure) Papier met waterlijntjes in doorzicht, papier voorzien van vergure.

vergé papier
(vergé papier / vergure) Papier met waterlijntjes in doorzicht, papier voorzien van vergure.

velijnpapier
Papier zonder vergure, waterlijnen en dergelijke, egaal van doorzicht.

velourspapier
Papier dat door een speciale behandeling een fluweelachtig aanzien heeft gekregen.

vegen
Als letters en clichés wat rafelig afdrukken, spreken we van vegen. Dit kan liggen aan afdrukpapier dat niet goed vlak ligt, een verkeerde legger (of bij de cilinderpers een slecht afgestelde borstel). Bij niet-vlakliggend papier kan een verschet hulp bieden.

vetdicht
Houtvrij, glanzend en doorschijnend papier; in hoge mate ondoordringbaar voor vet; tussen 40 en 70 grs.

vignet
(beeldmerk / logo / merk / symbool / vignet / woordmerk) Een geconcentreerde tekenreeks die zonder nadere uitleg duidelijk herkenbaar is en die verwijst naar een firma, persoon of produkt(groep). Dit 'plaatje' kan bestaan uit uitsluitend letters (bijvoorbeeld initialen), letters gecombineerd met een (gestileerde) afbeelding, of alleen die afbeelding. Het beeldmerk is de meest beknopte uiting van een bedrijf naar buiten toe, zit vast verankerd in de huisstijl en zorgt (als het aanslaat) voor reclame zonder dat er iets specifiek(s) wordt aangeprezen. Logo en Woordmerk bestaan uitsluitend uit (al dan niet versmolten) letters, Symbool en Vignet zijn afbeeldingen, bij Beeldmerk worden de letters overheerst door de afbeelding / illustratie, en Merk is de meest algemene benaming van de reeks.

visorium
(bladhouder / divisorium / regelwijzer / tenakel / visorium) De bladhouder ziet er kruisvormig uit. De zetter bevestigt er zijn kopij aan, en prikt het zodanig in de rand van de letterkast waaruit hij zet, dat de tekst voor hem goed leesbaar is. Als hij geen bladhouder tot zijn beschikking heeft of daaraan niet gewend is, wordt de kopij vaak op de letterkast gelegd. In dat geval gebruikt hij meestal een ander soort regelwijzer, bijvoorbeeld een stukje karton of een in papier gewikkelde reglet, dit om te voorkomen dat hij bij het zetten (een regel van de) tekst overslaat.

vierkant
(vierkant / vierkant wit / em-spatie) Spatie die net zo dik is als de korpshoogte.

vierkant wit
(vierkant / vierkant wit / em-spatie) Spatie die net zo dik is als de korpshoogte.

vloeipapier
(buvard / vloeiblad / vloeipapier) Ongelijmd, sterk zuigend (buvant) papier, gemaakt van speciaal geprepareerde lompen. Vloeibladen worden vaak aan een zijde beplakt met bedrukbaar papier, waarop reclameboodschappen gezet worden.

vloeiblad
(buvard / vloeiblad / vloeipapier) Ongelijmd, sterk zuigend (buvant) papier, gemaakt van speciaal geprepareerde lompen. Vloeibladen worden vaak aan een zijde beplakt met bedrukbaar papier, waarop reclameboodschappen gezet worden.

vouwen
(vouwen / vouwwijzen) Zie bij de afzonderlijke manieren van vouwen: dwarsvouw, harmonicavouw, kruisvouw, langsvouw, leporello, parallelvouw, wikkelvouw, zigzagvouw. De resultaten van vouwen worden genoemd:plano, ongevouwen (telt dus eigenlijk niet mee), een vel heeft twee zijden;folio (fol.), éénmaal gevouwen, vier bladzijden (kan in langs- of dwarsvouw); kwarto (4°), tweemaal gevouwen, acht bladzijden (voorbeeld van een kruisvouw); octavo (8°), driemaal gevouwen, zestien bladzijden (parallel + vouw haaks daarop, of drie vouwen haaks op elkaar); duodecimo (12mo), viermaal gevouwen, (gevouwen in 'twaalven',) vierentwintig bladzijden (parallel + zigzag); sedecimo, (ook) viermaal gevouwen, (gevouwen in 'zestientjes',) tweeëndertig bladzijden (2 kruisvouwen, of parallel + parallel haaks op de eerste).

vormplaat
(vormplaat / fundament) Plaats waar het raam met de vorm erin wordt neergelegd (cilinderpers, soms in nokken) of weggehangen (degelpers, op nokken, en onder een klem). Bij sommige proef- en cilinderpersen wordt de vorm zonder raam, vanaf de galei in de vormplaat gelegd en daarin opgesloten.

vouwgetal
Uitdrukking van weerstand van papier of karton tegen dubbelvouwen. Hoe hoger dit getal, hoe meer weerstand, hoe vaker het papier/karton gevouwen moet worden alvorens te breken. Ook dubbelvouwgetal genoemd.

vormgeving
(vormgeving / lay out) De vormgever houdt zich bezig met de uiterlijke verschijningsvorm van een uitgave. In de vormgeving worden meegenomen tekst (hoeveelheid, in-uitspringen, soort, lezersdoelgroep), lettertypes (corpsen), afbeeldingen (tekeningen, foto's, ornamenten), kleur / zwart-wit, de verhouding tussen het bedrukte en het onbedrukte deel van een bladzijde (bladspiegel), formaat (boek, brochure, vouwblad, strooiblad, affiche), enzovoort. (Zie verder vormgeven.)

vollopen
De letters en rasters gaan dichtzitten met inkt. Dit vollopen kan liggen aan te zware druk (degel-legger-afstelling) of te vette druk (te veel inkt en/of te grof papier, dat immers veel inkt nodig heeft), te grove inkt voor te fijne clichés, papierstof (stuiven) wat in de vorm terecht komt, te zwaar gestelde inktrollen of te veel schaduwpartijen in de clichés, waardoor je de neiging hebt meer inkt toe te voegen om toch een helder zwart beeld te krijgen.

vooraanleg
Bevindt zich bij de snelpers op de cilinder en dient om het papier tegen aan te schuiven, daarna sluiten de grijpers zich en die zorgen er dan voor dat het papier in de juiste stand op de drukcilinder gehouden wordt.

voettekst
(bijschrift / koptekst / voettekst) Kleine, toelichtende, tekst bij een illustratie, meestal ook in een kleiner corps gezet. Deze tekst staat meestal naast of onder de illustratie zelf, soms in de (verbrede) marge van, of als kop- of voettekst op de pagina, waarop de illustratie voorkomt.

voorlijnend
(linkslijnend / voorlijnend) Als het zetsel niet is uitgevuld, en niet gecentreerd, maar als alle regels aan de linkerzijde recht onder elkaar beginnen, (en aan de rechterzijde, in vrije regelval, een soort golfparcours afleggen,) spreken we van linkslijnend.

vochtrek
De verlenging van een strook papier of karton door vochtopname; in dwarsrichting meestal groter dan in machinerichting.

vouwwijzen
(vouwen / vouwwijzen) Zie bij de afzonderlijke manieren van vouwen: dwarsvouw, harmonicavouw, kruisvouw, langsvouw, leporello, parallelvouw, wikkelvouw, zigzagvouw. De resultaten van vouwen worden genoemd:plano, ongevouwen (telt dus eigenlijk niet mee), een vel heeft twee zijden;folio (fol.), éénmaal gevouwen, vier bladzijden (kan in langs- of dwarsvouw); kwarto (4°), tweemaal gevouwen, acht bladzijden (voorbeeld van een kruisvouw); octavo (8°), driemaal gevouwen, zestien bladzijden (parallel + vouw haaks daarop, of drie vouwen haaks op elkaar); duodecimo (12mo), viermaal gevouwen, (gevouwen in 'twaalven',) vierentwintig bladzijden (parallel + zigzag); sedecimo, (ook) viermaal gevouwen, (gevouwen in 'zestientjes',) tweeëndertig bladzijden (2 kruisvouwen, of parallel + parallel haaks op de eerste).

voorschuif
(zadel / voorschuif) Snijmachineaanleg.

vulstofgehalte
(asgehalte / vulstofgehalte) Het niet-verbrande deel van een papiermonster is een maat voor de hoeveelheid minerale stoffen in het papier. Als het asgehalte hoog is, wordt het papier bezwaard genoemd.

watermerk
(watermerk / filigraan) Figuur die bij doorzicht in het papier te zien is; ontstaat door plaatselijk dunner of dikker maken van de nog natte papierbaan. Watermerken worden onderscheiden in merken die in de natte papierbaan worden aangebracht [op of in de zeef, schepvorm aangebracht: lijnwatermerk (op), schaduwwatermerk (in), clair-obscur (in en op)], en merken die in de droge papierbaan worden geperst: molette, persmerk, schaduwmerk. (zie ook: filigraan)