De Proefpers
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Diverse industrieën en ambachten > handboek grafische technieken
Datum & Land: 24/06/2013, NL
Woorden: 739
onderkast
(O.K.) Dat deel van de letterkast, waarin zich de gewone of kleine letters, een paar leestekens en spaties, pasjes en witjes bevinden, in tegenstelling tot de cijfers, kapitalen (en klein-kapitalen), overige leestekens en noottekens, die in de bovenkast liggen.Is dientengevolge (door de plek van het liggen) ook de naam geworden van de kleine letters.
ongeschraveerd
(schreefloos / ongeschraveerd) Letters zonder dwarsstreepjes aan de uiteinden. (zie hiervoor: letter)
oosters
(exotisch / oosters) Zo werden vroeger alle lettertypen genoemd, die niet zoals ons alfabet, tot de latijnse lettertypen behoorden, te denken valt bijvoorbeeld aan grieks, hebreeuws, japans, russisch ...
opleggen
Van een vorm: een opgekooide drukvorm in de pers (op het drukfundament) hangen of leggen, om er een aantal afdrukken van te maken.Van papier: te bedrukken papier op de inlegtafel / degel van de pers brengen.
oplaag /oplage
Het aantal te drukken exemplaren van een drukopdracht.Het aantal gedrukte exemplaren van een werk.
opdraaien
(opdraaien / opkooien) Een vorm in het raam vastknellen met kooien en schenen.
opkooien
(opdraaien / opkooien) Een vorm in het raam vastknellen met kooien en schenen.
opgemaakt
Zetsel van een pagina groot dat zo gedrukt kan worden; je hoeft het maar in het raam te zetten, de vorm op te draaien en in de pers te hangen.
opistografisch
Boeken met tweezijdig bedrukte bladen.
opbreken
Tijdens de drukgang met het drukken van een bepaalde vorm ophouden, die uit de pers nemen en loszetten, en een andere vorm in de pers leggen/hangen, waar bijvoorbeeld meer haast mee is.
opdikking
Soortelijk volume van papier of karton; opdikkingscijfer wordt verkregen door de dikte in microns te delen door het gewicht in grammen per m². Wordt gebruikt om aan de hand van een papiermonster de dikte van een te maken boek te berekenen, hetgeen van belang is, onder andere voor het ontwerp en de uitvoering van de band.
opaciteit
Mate van doorschijnendheid, uitgedrukt in procenten.
opbinden
Als een pagina op de galei staat, en nog niet gedrukt hoeft te worden, bindt men ze op, plaatst ze op een stevig stuk papier, en stapelt ze op de eerder opgebonden pagina's. Voor het opbinden steeds zeer droog touw gebruiken, omdat dat namelijk bij vochtig worden krimpt en het zetsel des te sterker bijeen houdt. Zou je vochtig draad gebruiken, en het droogt, dan geef je je zetsel de kans om jou pasteibakker van het jaar te laten noemen. Zorg er ook voor dat het touw van de ene winding nooit een andere winding kruist, omdat dat hetzelfde effekt heeft als tegen een opgebonden pagina drukken op een punt in het midden van de onderkant: het spat uiteen.
opaak
Betrekkelijk ondoorschijnend, onder andere bereikt door het toevoegen van vulstoffen.
optisch midden
(boekdrukkersmidden / optisch midden) Als een of meer regels, cliché's, een fileet of iets dergelijks precies gemeten op het midden van een pagina worden afgedrukt, lijkt het alsof het te laag is geplaatst. Hoe meer onbedrukte ruimte er op de pagina is, hoe meer dit op zal vallen. De drukker / zetter vangt dit optisch bedrog op door iets boven het midden te drukken, natuurlijk aangepast aan de verhouding tussen bedrukt en onbedrukt in het vlak.
oplagepapier
(oplagevel) Het papier (vellen daarvan) waarop de oplage van een werk wordt gedrukt. Voor sommige boekwerken wordt een speciale aanmaak besteld. Dummy's worden ook gemaakt uit oplagevellen. Als van de rol wordt gedrukt, is er natuurlijk geen sprake van 'vellen'.
opmaken
Het in pagina's verdelen, opdelen van een gezette tekst, uitgaande van de bladspiegel van de vormgeving.
opzetten van pastei
Het voor de vuist weg tot regels vormen van zich buiten de kast bevindende letters, om ze daarna gemakkelijker te kunnen distribueren (tot regels samengevoegde pastei noemt met opzetsel).
opbindtouw
(paginakoord / opbindtouw) Nat of halfnat gespónnen vlasvezelkoord, dat gebruikt wordt om een pagina zetsel op te binden. Het koord moet kurkdroog verwerkt worden, omdat vochtig koord bij droging langer wordt, waardoor het opgebonden zetsel los komt te staan.
ornamenten
Versiersels op letterhoogte van allerlei aard: (delen van) randen, bloemen, (meetkundige) figuurtjes, slingerwerk.
oudhollands
Houtvrij rondzeefpapier, voorzien van imitatie-schepranden, vaak met vergé of watermerk.
overzetten
Een natte afdruk die voor een deel afgeeft op de achterkant van het erboven liggende vel. Dit is te voorkomen door pasgedrukte vellen niet op elkaar te leggen, of door (bij het wel op elkaar leggen) sterk zuigend afvalpapier tussen elke twee afdrukken te leggen (wordt tussenschieten genoemd), of door gebruik te maken van een poeder-, sproei- of anti-smet-apparaat.
overvul
Als bij het drukken kleurvlakken moeten registeren, wordt vaak een smalle rand (in een lichtere tint) om die kleurvlakken gedrukt, ter voorkoming van witte strepen bij niet geheel registeren van de drukgangen.
overmaats
Papier dat groter is dan het gewenste formaat van het drukwerk. Je gebruikt dat bijvoorbeeld als je aflopend moet drukken, zodat je niet al te secuur op hoeft te letten bij het schoonsnijden.
overzicht
(samenvatting / resumé / overzicht / abstract /summary) Gecondenseerde beschrijving van een werk, waarin de belangrijkste punten worden opgesomd, wordt in voor- of nawerk geplaatst. Vaak wordt een Engelse versie in een Nederlands wetenschappelijk werk opgenomen, voor de internationale academische wereld (helaas worden wetenschappelijke werken van Nederlandse oorsprong steeds vaker uitsluitend in het Engels geschreven, met wat geluk nog net voorzien van een samenvatting in het Nederlands).
papier
Papier is te definiëren als: Een blad bestaande uit plantaardige, minerale of synthetische vezels, waaraan eventueel andere stoffen zijn toegevoegd. Het blad ontstaat door ontwatering op een zeef, waarna het wordt geperst en gedroogd. Na of tijdens het maken kan het blad geschikt worden gemaakt voor een bepaald doel, bijvoorbeeld door:cacheren, coucheren, greineren, gaufreren, gommeren, lamineren, persen, of satineren. In aparte hoofdstukken is te lezen in welke maten het papier wordt omschreven en hoe het maken ervan min of meer in z'n werk gaat.
pagineren
De bladzijden (van een boek) van een opeenvolgend nummer voorzien.
pantograaf
(pantograaf / reductie-apparaat / tekenaap) De pantograaf is een eenvoudig scharend apparaatje (bestaand uit vier 'latten' met één vast eind/punt en vijf beweegbare punten) om tekeningen (of ander beeldmateriaal) mee te vergroten / verkleinen. De 'latten' zijn tegenwoordig (meestal) voorzien van perforaties (en daarnaast staat dan vaak een getal). Door de verhoudingen van de benen van de schaar te wijzigen, verandert de vergrotingsfactor. Door natrekpunt (volgstift) en schrijfstift om te wisselen verandert vergroting in verkleining. Naast de handmatig bedienbare (en opvouwbare en gemakkelijk vervoerbare) uitvoeringen zijn inmiddels zwaardere electrische / electronische versies op de markt, vooral gericht op graveerwerk. Deze leveren (natuurlijk) strakkere resultaten op, wat wel handig is als er ontwerp- of bouwtekeningen (bijvoorbeeld voor een nieuw lettertype) mee verwerkt worden. De natrekpunt (taster) is vervangen door een naald, waarmee zuiverder de contouren van een origineel (sjabloon) kunnen worden gevolgd, in plaats van een schrijfstift wordt gebruik gemaakt van een graveerpen of frees. De uitvinding van de pantograaf wordt toegeschreven aan de duitse monnik Cristopher Scheiner (1603). Voor de zelfbouwers hier een schetsje op schaal; je hebt 3 lange en 1 korte lat nodig; de lengtes daarvan zijn 36,5 en 25 cm (je kunt natuurlijk ook vier -lange- latten van gelijke lengte gebruiken, maar dat levert een extra zwabberend uiteinde op - in de afbeelding rechtsboven tussen het steunpunt en het vaste punt [aan de linkerkant] - fijn hè, twee richtingen aangeven).(vergelijk hiermee de gulden snede-passer.) De simpelste pantograaf die ik ooit tegenkwam, kwam uit Finland en had maar één (niet te veranderen) instelling: 1:2 (dat wil z...
paginakoord
(paginakoord / opbindtouw) Nat of halfnat gespónnen vlasvezelkoord, dat gebruikt wordt om een pagina zetsel op te binden. Het koord moet kurkdroog verwerkt worden, omdat vochtig koord bij droging langer wordt, waardoor het opgebonden zetsel los komt te staan.
papier
(gekoetst karton / papier) Twee of meer nog natte papierlagen die zonder plakmiddel tot een geheel zijn samengevoegd. (vgl. geperst)
pagina-sluiter
(pagina-sluiter / zelfsluiter) Vervangers van opbindtouwtjes, verkrijgbaar in diverse (augustijn- of pica-)maten. De Lettergieterij Amsterdam verkocht indertijd losse rand- en hoekstukken (Ella-pagina-sluiters), waarbij in de hoekstukken uitsparingen waren aangebracht, waar het opbindtouw in kon vallen; bij deze werd dus wel gewoon opgebonden, maar de vorm kan zonder verwijdering van opbindtouw ingeslagen worden.
papyrus
Schrijfmateriaal uit het oude Egypte, gemaakt van de plant Cyperus papyrus. [ hier komt nog een beschrijving van hoe een blad gevormd wordt ]
paraffinepapier
Papier dat is behandeld met paraffine en/of andere wassoorten (zie ook: vetdicht).
parelen
Het effect wat er op de afdruk uitziet als wolkjes (matte en glanzende plekken). Bijvoorbeeld omdat de inkt te kleefkrachtig is, zodat hij niet van de vorm loskomt. Een harde en ruwe inktrol die meer vat op de inkt heeft kan ook de oorzaak zijn. Een te harde legger en het gebruik van weinig pigmentbevattende (en dus transparante) inkten, die het nodig maken dat zeer veel inkt wordt opgebracht, en zeker als dit gecombineerd wordt met hard en glad afdrukpapier zijn nog een paar oorzaken. Gebruik dus niet al te veel verdunningspasta.
parallelvouw
Andere vouwwijzen: dwarsvouw, harmonicavouw, kruisvouw, langsvouw, leporello, wikkelvouw, zigzagvouw.
parenthese
Insluitingsteken, () het ronde haakje.
pasje
(pasje / en-spatie) Spatie die net zo dik is als de helft van de korpshoogte. Ook: half vierkant.
paskruisen
Zijn (al dan niet omcirkelde) kruisen en plus-tekens die bij meerkleurendruk gebruikt worden, en waarop geregisterd wordt.
pastei
Zetsel dat in elkaar (of uit elkaar) is gevallen. Als het de grond bereikt, wordt het ook wel vloerpastei genoemd; meestal komt er daarbij heel wat hel vrij (Pastei zetten is het zetten van onzin. Alles wat een letterzetter onzinnig of verward voorkomt noemt hij pastei). (zie ook: opzetten)
pasteibakker
Bijnaam voor diegene die het vaakst pastei bakt, en daar dan nog onhandiger van wordt.
paswerk
(Ook: pas- en sluitwerk) Drukwerk waarbij het goed registeren zeer belangrijk is. Als het paswerk niet goed is, wordt gesproken van slecht sluitwerk.
pergamijn
Houtvrij, glanzend en doorschijnend papier, meestal tussen 30 en 70 grs, in de regel te gebruiken als vetdicht papier.
perforeren
Doorboren. Papier van kleine gaatjes of sneetjes voorzien om het later gemakkelijker te kunnen scheuren. Twee methoden: Op apart daarvoor geconstrueerde machines, of door het in de vorm plaatsen van speciale perforeerlijnen. (zie verder: drukmethoden)
pennetrek
(fileet / pennetrek / sluitornament) Sierlijntje, dat gebruikt wordt om aan het eind van hoofdstukken te plaatsen of de titel van een hoofdstuk van de tekst te scheiden. (Bij handboekbinden is van zo'n lijntje een gebogen stempel gemaakt, waarvan op het omslag afdrukken worden gemaakt, sierlijnen op de rug bijvoorbeeld.) (zie ook: accolade)
perkament
Geprepareerde huid van dieren (bijv. geiten, schapen), nu gebruikt voor het maken van luxe boekbanden, oorkonden e.d.
perkament sigaret
Eenzijdig gesatineerd, veelal houthoudend, pakpapier van sulfietcelstof.
perkament-papier
Gesatineerd, houtvrij, zeer vetdicht, watervast en goed luchtdicht papier.
persmerk
Zie: molettemerk, met het verschil dat nu een hardrubberen stempel wordt gebruikt, waardoor het merk scherpe randen heeft.
pit
(spanjool / pit) Stofdeeltje dat zich op zetsel of illustratie vastzet, dat zichzelf afdrukt, en waaromheen een onbedrukte halo zichtbaar is.
pikeren
(toestellen / pikeren) Toestellen op de vorm: Drukvormen zodanig op de pers vastzetten dat er goede afdrukken van gemaakt kunnen worden. Hierbij worden onvoldoende uitdrukkende delen van de vorm aan de achterzijde met papier of karton beplakt.Toestellen op de legger: Bij het maken van de eerste afdruk wordt de drukspanning zo geregeld, dat de hele drukvorm zoveel mogelijk met gelijke moet op het papier komt. De dan nog onvoldoende uitdrukkende letters enz. worden op de legger òpgeplakt; te zwaar afdrukkende delen van de vorm worden uit de legger uitgesneden. Dit gebeurt door aantekenen op de voor- of achterkant van de afdruk, of door het logisch toestellen (logisch toestellen is een kwestie van denken en doen, niet van aantekenen: je plakt daarbij, snijdt daar uit, waar jij denkt dat het nodig is, bijvoorbeeld opplakken van vloei op de legger op de plekken waar een element met grote drukdichtheid wordt afgedrukt, uitsnijden van zeer kleine drukelementen). Aantekenen doe je door onder de afdruk een vel carbonpapier te leggen en de te dun of te dik uitgedrukte delen te omlijnen, waarbij de omlijning aan het leggervel wordt doorgeschreven, en vervolgens ga je snijden en plakken. Als dit opplakken en uitsnijden op een apart vel gebeurt, dat later als bovenste leggervel wordt aangebracht, dan heet dit toestelvel (dat kan dus ook de eerste afdruk zelf zijn; dan heet het pikeersel). Het inbrengen van dit toestelvel geschiedt door het, na het op de juiste wijze tegen de aanlegspelden te hebben aangebracht, met een scherpe els op twee punten te doorprikken. De prikken moeten in de legger duidelijk zichtbaar zijn. Vervolgens wordt het leggervel teruggeslagen, het toestelvel tot aan de prikken ingeknipt, de gaatjes worden precies over de gaatjes i...
pikeersel
Krijtpikeersel vs primaton: het grondpapier van de pikeerfoelie wordt door en door nat gemaakt, hetgeen uitzetting veroorzaakt, het reliëf wordt aangebracht, het geheel droogt, en krimpt en dus treden er afmetingsverschillen op (het in de legger aangebrachte reliëf is kleiner dan de druk die er oorspronkelijk op is aangebracht), die vooral bij grote clichés storend kunnen zijn. Primaton wordt droog verwerkt: een afdruk wordt gemaakt op gesatineerd papier; op de natte afdruk wordt zo gelijkmatig mogelijk primatonpoeder aangebracht, de gaatjes tussen de poederkorrels met ander poeder opgevuld, het geheel wordt verhit, het poeder smelt en vormt een harde, homogene reliëflaag op het papier (dat bij het verhitten enigszins kan krimpen, te voorkomen door het papier reeds voor het bedrukken te verwarmen). Het primatonpikeersel blijft echter altijd een korrelig oppervlak houden tegen een zeer glad krijtpikeerseloppervlak; verder is de dikte van het reliëf niet altijd korrekt (een dikkere laag bij grijze dan bij zwarte vlakken is niet zoals het hoort; bij goed aangebracht krijtpikeersel is het afwijkingspercentage veel geringer. Een onmiskenbaar voordeel van primaton is dat je er zeer snel mee kunt werken.
plooien
Rimpelen van het vel tijdens de druk. Komt alleen voor bij cilinder-drukwerk. Wordt over het algemeen veroorzaakt door golvend, niet-vlakliggend papier, dat eventueel ook nog eens de verkeerde looprichting heeft. Voorkomen door ervoor te zorgen dat temperatuur en luchtvochtigheid in magazijn en drukkerij gelijk zijn, door (in ieder geval) lang acclimatiseren, of door een harde legger (eventueel achter de vorm aangebracht).
pletbord
(pletbord / prespaan) Sterk samengeperst hardbord, oorspronkelijk gemaakt van hennepvezels. Tegenwoordig wordt het uit houtvrij papier gemaakt, is meestal oranje-bruin gekleurd en aan twee zijden glanzend.
platte tekst
Zetsel dat uit gewone boekletter bestaat, dus zonder tabellen of illustraties. Een platzetter is een letterzetter die alleen maar platte tekst zet, geen smoutwerk, zoals koppen en briefhoofden.Tekstmateriaal dat de hoofdmoot van een boek vormt, ter onderscheiding van kopregels, bijschriften, voor- en nawerk.Zetsel zonder interlinie.
plastificeren
(cellofaneren / lamineren / plastificeren) In de meest uitgebreide zin betekent lamineren: Het geheel op elkaar hechten van meerdere lagen papier of ander bladvormig materiaal. Tegenwoordig meestal gebruikt in de betekenis van het aan een of twee zijden aanbrengen van een doorzichtige folie / kunststoflaag op drukwerk om het te veredelen en watervast te maken. Bij plastificeren bestaat die kunststoflaag vanzelfsprekend uit een plasticsoort.
plaat
(afbeelding / figuur / illustratie / plaat) Plaatwerk, plaatjes, verluchtingen van de tekst, in de vorm van grafieken, ornamenten, tekeningen, foto's, vlekken of andere visuele voorstelling, soms in de tekst verwerkt, soms over (een) hele pagina('s). Niet zelden worden illustraties en platen in meer kleuren gedrukt en op ander papier dan de tekst.
plakkaatpapier
(affichepapier / plakkaatpapier) Wit, houtvrij, natsterk, goed gelijmd, soms eenzijdig gesatineerd; moet bedrukt en gevouwen in water (stijfsel) een bepaalde tijd houdbaar zijn voordat het wordt aangeplakt.
plukken
Als de trekkracht van de inkt groter is dan het papier kan verdragen, wordt het laatste geplukt. De oorzaak kan in papier zowel als inkt gelegen zijn. Ook hebben temperatuur en luchtvochtigheid invloed.
porselein-aarde
(china / china-clay / kaolin / porselein-aarde) Vulstof bij papiervervaardiging;Krijtlaag als couche voor kunstdrukpapier.
ponskaartenkarton
Sterk, stug, dun en vrij glad karton, van gelijkmatige dikte, maatvast; kan zonder rafels worden geponst.
proevenborstel
(proevenborstel / afklopborstel / letterborstel) Korte, stugharige borstel, die gebruikt werd om een proef te trekken van opgebonden / opgemaakt zetsel.
proefpers
Klein model boekdrukpers, meestal gebruikt om proeven te trekken van zetsel (drukproef, proefdruk maken). Deze wordt over het algemeen met de hand bediend, heeft soms zelf-inktgeving en zelf-uitleg (van de gedrukte bladen).
proefdruk
Afdruk (van een vorm) die niet bij de oplage gerekend wordt en die bedoeld is om onder andere op zetfouten, misvattingen, afgereden letters en register te controleren (zie: corrigeren).
prespaan
(pletbord / prespaan) Sterk samengeperst hardbord, oorspronkelijk gemaakt van hennepvezels. Tegenwoordig wordt het uit houtvrij papier gemaakt, is meestal oranje-bruin gekleurd en aan twee zijden glanzend.
punt
De typografische punt, de kleinste typografische eenheid. Een grotere eenheid is de Augustijn of Cicero, die twaalf typografische punten groot is. Toen in het begin elke drukker z'n eigen letters sneed, was het vanzelfsprekend dat daar geen standaard voor was: Eenieder sneed z'n letters zo hoog en dik als hij wilde. Toen in 1490 de lettergieterij een zelfstandig bedrijf werd, los van de drukker kwam te staan, was dit een zeer storende factor. Er werd wat dat betreft wat aangeklooid. Pas in 1737 werd een soort standaard ingevoerd: Fournier (Parijs) nam de lokale eenheidsmaat (de Voet), verdeelde die in twaalven, elk van die delen weer in twaalven, pakte twee van die kleinste eenheden bij elkaar, en noemde dat een punt. Twaalf punten is een Augustijn (dat levert het volgende op: 1 punt = 2/144e voet; 1 voet is 72 punten, en dus 6 augustijn). Het systeem sloot nog niet als een bus, want andere steden gebruikten de maat wel, maar ze hadden de maat opgehangen aan de eigen lokale 'voeten'. Rond 1770 bracht Didot eenheid in het puntensysteem, door de algemeen erkende 'koningsvoet' als eenheidsmaat te nemen. De standaardmaat is voor Nederland en Frankrijk de augustijn en voor Duitsland de cicero (genoemd naar de grootte van de letters gebruikt in een uitgave van een werk van Augustinus (1467), en van Cicero's Brieven (1466). De pica is de eenheidsmaat die in Engeland en Amerika wordt gebruikt (De pica is ongeveer 1 punt kleiner dan de augustijn. Deze eenheidsmaat is ook twaalfdelig, maar dateert al van 1683)....
quadri
(full-color / quadri / CMYK) Drukken in zogenaamde vierkleurendruk: geel, magenta, cyaan, zwart (CMYK: Cyan, Magenta, Yellow, Key). Ook wel eens in een poging tot purisme CMGZ (cyaan, magenta, geel, zwart) genoemd; gauw vergeten, als Nederlands woord voldoet vierkleurendruk, de in België gebruikte variant quadri (van quadrichromie) levert ook totaal geen problemen op. Zie verder: inkt.
raster
Plaat van (oorspronkelijk dubbel glas, maar nu meestal) kunststof met fijne elkaar kruisende lijnen (kruislijnraster), of met piramidaal gevormde punten die van zwart naar volkomen doorschijnend verlopen, waardoorheen illustratiemateriaal in verlopende tonen gefotografeerd wordt, zodat de tonen worden opgedeeld in dunner en dikker verlopende lijnen of in kleinere of grotere punten, waarbij lijndikte en puntgrootte van elkaar verschillen overeenkomstig de toon van de betreffende partij van de illustratie. Rasterplaten zijn in een aantal standaardmaten (uitgedrukt in lijnen per inch of centimeter) te koop.
raam
Rechthoekige metalen omlijsting voor het opsluiten van het zetsel, dat na plaatsing door holwit en kooien wordt ingeklemd, waarna het geheel zonder gevaar in de pers geplaatst kan worden (wordt ook drukraam, insluitraam,vormraam genoemd). Een kooiraam is een raam waarin de kooien zijn ingebouwd.
radeerbaarheid
De mate waarin een papieroppervlak bestand is tegen correctiebehandelingen (radeergum of radeermesje). Hoe minder een met oost-indische inkt getrokken streep op een geradeerd en vlakgestreken stuk papier uitvlakt, hoe hoger de radeerbaarheid.
reductie-apparaat
(pantograaf / reductie-apparaat / tekenaap) De pantograaf is een eenvoudig scharend apparaatje (bestaand uit vier 'latten' met één vast eind/punt en vijf beweegbare punten) om tekeningen (of ander beeldmateriaal) mee te vergroten / verkleinen. De 'latten' zijn tegenwoordig (meestal) voorzien van perforaties (en daarnaast staat dan vaak een getal). Door de verhoudingen van de benen van de schaar te wijzigen, verandert de vergrotingsfactor. Door natrekpunt (volgstift) en schrijfstift om te wisselen verandert vergroting in verkleining. Naast de handmatig bedienbare (en opvouwbare en gemakkelijk vervoerbare) uitvoeringen zijn inmiddels zwaardere electrische / electronische versies op de markt, vooral gericht op graveerwerk. Deze leveren (natuurlijk) strakkere resultaten op, wat wel handig is als er ontwerp- of bouwtekeningen (bijvoorbeeld voor een nieuw lettertype) mee verwerkt worden. De natrekpunt (taster) is vervangen door een naald, waarmee zuiverder de contouren van een origineel (sjabloon) kunnen worden gevolgd, in plaats van een schrijfstift wordt gebruik gemaakt van een graveerpen of frees. De uitvinding van de pantograaf wordt toegeschreven aan de duitse monnik Cristopher Scheiner (1603). Voor de zelfbouwers hier een schetsje op schaal; je hebt 3 lange en 1 korte lat nodig; de lengtes daarvan zijn 36,5 en 25 cm (je kunt natuurlijk ook vier -lange- latten van gelijke lengte gebruiken, maar dat levert een extra zwabberend uiteinde op - in de afbeelding rechtsboven tussen het steunpunt en het vaste punt [aan de linkerkant] - fijn hè, twee richtingen aangeven).(vergelijk hiermee de gulden snede-passer.) De simpelste pantograaf die ik ooit tegenkwam, kwam uit Finland en had maar één (niet te veranderen) instelling: 1:2 (dat wil z...
regelwijzer
(bladhouder / divisorium / regelwijzer / tenakel / visorium) De bladhouder ziet er kruisvormig uit. De zetter bevestigt er zijn kopij aan, en prikt het zodanig in de rand van de letterkast waaruit hij zet, dat de tekst voor hem goed leesbaar is. Als hij geen bladhouder tot zijn beschikking heeft of daaraan niet gewend is, wordt de kopij vaak op de letterkast gelegd. In dat geval gebruikt hij meestal een ander soort regelwijzer, bijvoorbeeld een stukje karton of een in papier gewikkelde reglet, dit om te voorkomen dat hij bij het zetten (een regel van de) tekst overslaat.
reflectoplastiek
(anaglyphe / macyscope / reflectoplastiek) Twee-kleurendrukken (in rood en groen) die er als niet-geregisterde misdrukken uitzien, maar die door bijgeleverde bril bekeken, het idee geven van een in zwart gedrukte afbeelding in perspektief. Het effekt wordt bereikt door voor de rasteropnames gebruik te maken van een stereocamera. Wordt tegenwoordig vaak 3D-werk genoemd (het, meestal papieren, brilletje heet dan 3D-bril). Zie voor 3D verder holografie.
register
Of index: alfabetische begrippenlijst met pagina-verwijzing; onderdeel van het nawerk.Wit of lichtgekleurd, houtvrij, mat of gesatineerd papier of karton; zeer goed gelijmd, radeervast, goed beschrijfbaar, en het is bestand tegen mechanische vervorming (bijv. schrijfmachinedoorvoer); het karton mag slechts uit één laag bestaan.(zie: registeren)
register maken
Alle voorbereidende werkzaamheden die er toe moeten leiden dat de pagina's van de weerdruk registeren met die van de schoondruk, teneinde de 'moet' te laten verdwijnen.
register vouwen
Drukvellen tot katerns vouwen door een merkteken (bijvoorbeeld paginacijfer) op het overeenkomstige merk van een andere pagina te leggen; deze methode is nauwkeuriger dan het punt-op-punt vouwen.
registeren
Hetzelfde als passen en sluiten.Er wordt gesproken van registeren als de regels op beide zijden van een blad op precies dezelfde hoogte liggen.
repeteren
(repeteren / sjabloneren) Komt voor als grote vlakken in het zetsel als (bijna) volvlakken dienen te drukken (of juist volledig leeg zijn), bij schrale inktgeving. Betreffende vlakken worden dan lichter (of juist donker) herhaald als de inktrol een omwenteling verder nog dicht opeengeplaatst zetsel tegenkomt.
resumé
(samenvatting / resumé / overzicht / abstract /summary) Gecondenseerde beschrijving van een werk, waarin de belangrijkste punten worden opgesomd, wordt in voor- of nawerk geplaatst. Vaak wordt een Engelse versie in een Nederlands wetenschappelijk werk opgenomen, voor de internationale academische wereld (helaas worden wetenschappelijke werken van Nederlandse oorsprong steeds vaker uitsluitend in het Engels geschreven, met wat geluk nog net voorzien van een samenvatting in het Nederlands).
regelhaak
(zethaak / regelhaak / letterhaak) (/ tabelhaak / biljethaak) Metalen zettersgereedschap, waarin de letters tot woorden gerangschikt, en de regels op de gewenste maat op- of uitgevuld worden. Er zijn verschillende manieren waarop de gekozen regellengte in deze haken kan worden vastgezet (met wig- of klaviersluiting, de tabelhaak met bladschroeven).
roulette
(roulette / rolfileet) Wieltje of roller door vergulders gebruikt om het bladgoud aan te drukken.
rotatiedruk
Druk vanaf een gebogen drukvorm, niet per se op rollen papier.
romandruk
Houtvrij of houthoudend opaak, ongesatineerd drukpapier, meestal met grote opdikking.
rollenbaan
(rollenbaan / lopers / looplijsten) Stalen geleiders, meestal verstelbaar aangebracht ter weerszijden van het drukfundament van degelpersen, van de (klosjes van de) rollen die de inkt op de drukvorm brengen.
rollen
Naast de handrollen worden er een aantal andere rollen onderscheiden, van metaal zowel als van rubber. Deze worden genoemd naar hun rol in het inktverdeelsysteem: likrol, distributie- of verwrijfrol, letterrol. De likrol neemt een afgemeten hoeveelheid inkt (uit de inktbak door middel) van de inktcilinder en brengt die op de inkttafel, waarna de distributierollen de inkt over die tafel uitsmeren, verwrijven, distribueren, om vervolgens door de letterrollen van de inktplaat afgenomen te worden en op de drukvorm overgebracht. De likrol is ook bekend onder de naam aanslaander. De letterrol wordt ook opdraagrol genoemd. Bij sommige drukpersen (zoals de trapdegel) zijn de distributierollen tevens letterrollen.
rolbeugel
Een ijzeren beugel met een of twee handvatten, die met een inktrol samen een handrol vormt. De rolbeugel kan verstelbaar of vast zijn: Bij de verstelbare kunnen de grepen, handvatten verschoven en met een schroef vastgezet worden, zodat hij voor verschillende maten inktrol te gebruiken is.
ronselaar
(koningswieltje / ronselaar) Tandwieltje dat de inktcilinder van de snelpers laat draaien.
rolfileet
(roulette / rolfileet) Wieltje of roller door vergulders gebruikt om het bladgoud aan te drukken.
ruwformaat
Formaat dat groot genoeg is om daaruit het verlangde schoon(gesneden)formaat te snijden.
rugtitel
Naam van het boek, op de rug van het boek gestempeld. In het Nederlands taalgebied over het algemeen van boven naar beneden, zodat de titel leesbaar is, als het boek met de voorkant naar boven ligt.
RV
Relatieve luchtvochtigheid in en tussen papier, uitgedrukt in procenten.
samenvatting
(samenvatting / resumé / overzicht / abstract /summary) Gecondenseerde beschrijving van een werk, waarin de belangrijkste punten worden opgesomd, wordt in voor- of nawerk geplaatst. Vaak wordt een Engelse versie in een Nederlands wetenschappelijk werk opgenomen, voor de internationale academische wereld (helaas worden wetenschappelijke werken van Nederlandse oorsprong steeds vaker uitsluitend in het Engels geschreven, met wat geluk nog net voorzien van een samenvatting in het Nederlands).
satineren
Papier voorzien van glad oppervlak door middel van kalander (hoge druk, hoge temperatuur).
schrijfmachinepapier
Matig gelijmd papier, wit of lichtgekleurd, mat van oppervlak, bestand tegen de krachtige aanslag van schrijfmachineletters.
schreefloos
(schreefloos / ongeschraveerd) Letters zonder dwarsstreepjes aan de uiteinden. (zie hiervoor: letter)
schravering
(schreef / schravering) Dwarsstreepjes aan uiteinde(n) van letters. Er worden drie soorten schreven onderscheiden: Driehoeksschreven, Horizontale en Rechthoeks-schreven. Geschraveerd is van schreven voorzien. (zie ook: letter)
schreef
(schreef / schravering) Dwarsstreepjes aan uiteinde(n) van letters. Er worden drie soorten schreven onderscheiden: Driehoeksschreven, Horizontale en Rechthoeks-schreven. Geschraveerd is van schreven voorzien. (zie ook: letter)
schraal
Afdruk met nauwelijks voldoende inkt tot stand gebracht. Als de afdruk te schraal is, dan noemt men hem 'bleek'. Is de afdruk ondanks de geringe hoeveelheid inkt voldoende, dan heet ie 'goed gedekt'.
scheurproef
(zie ook: looprichting-bepaling.)
schoondruk
De vorm die het eerst afgedrukt wordt (de andere zijde, de keerzijde van het papier blijft nog schoon).De druk, aangebracht op een schoon vel, heet ook schoondruk. Als de andere kant wordt bedrukt, heet dat weerdruk.
schepvorm
Het zeefraam, waarmee papier uit de schepkuip wordt gehaald. De zeef kan op twee manieren zijn gemaakt: Vergé, dan bestaat ze uit lang(s)draden en kettingdraden (op/in het papier is de zogenaamde vergure te zien), Velin of Velijn, dan bestaat ze uit op de normale manier geweven koperdraden (of een andere niet al te snel oxiderende metaalsoort). (zie ook: deksel en het hoofdstuk over papiermaken)