de/het brok zelfst.naamw. Uitspraak: [ brɔk ] Verbuigingen: brokken (meerv.) stuk van iets groters Synoniem: brokstuk brokken maken (dingen fout laten gaan) met de brokken zitten (<dat zeg je als iets helemaal fout gegaan is>) Synoniemen: bonk brokstuk deel eind klont suikerklontje Spreekwoorden en zegswijzen • Een mens moet wer... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/brok
wat kleiner is dan het totaal vb: wil je een brok speculaas bij de koffie? een brok in je keel hebben [ontroerd zijn] brokken maken [iets kapot maken, een ongeluk veroorzaken] met de brokken zitten [narigheid hebben als gevolg van iets wat mislukt] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=brok
[stad] - Brok is een stad in het Poolse woiwodschap Mazovië, gelegen in de powiat Ostrowski. De oppervlakte bedraagt 28,05 km², het inwonertal 1882 (2005). ... Gevonden op https://nl.wikipedia.org/wiki/Brok_(stad)