dommelen werkw. Uitspraak: [ 'dɔmələ(n) ] Afbreekpatroon: dom·me·len Vervoegingen: dommelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedommeld (volt.deelw.) een beetje in slaap zijn Voorbeeld: 'na het eten zitten dommelen in je leunstoel' Synoniemen: : dutten, soezen, knikkebollen, Synoniemen: doezelen dutten gedoezel gedommel gesoes s...
1) Indutten 2) Knikkebollen 3) Licht slapen 4) Slapen 5) Sluimeren 6) Plaats in de Benelux 7) Plaats in Nederland 8) Half slapen 9) Dutten 10) Soezen 11) Plaats in Noord-Brabant 12) Gesoes 13) Gedommel 14) Gedoezel 15) Doezelen 
dutten
woord uit 1812, uitleg bij teksten van E.J. Potgieter (1808 - 1875) gonzen.
gonzen (toon de herkomst via de etymologiebank)
licht slapen, waarbij je steeds even wakker wordt vb: ik sliep niet, ik lag te dommelen