drentelen werkw. Uitspraak: [ ˈdrɛntələ(n) ] Afbreekpatroon: dren·te·len Vervoegingen: drentelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedrenteld (volt.deelw.) doelloos heen en weer lopen Synoniemen: aarzelen dralen druilen flaneren hannesen slenteren talmen teuten treuzelen zaniken zeiken zeuren 3 definities...
1) Aarzelen 2) Doelloos rondlopen 3) Dralen 4) Druilen 5) Flaneren 6) Hannesen 7) IJsberen 8) Kuieren 9) Langzaam heen en weer lopen 10) Langzaam lopen 11) Langzaam voort lopen 12) Manier van lopen 13) Op zijn gemak wandelen 14) Rondlopen 15) Rondwandelen 16) Rustig rondlopen 17) Rustig wandelen 18) Slenteren 1) Aarzelen 2) Dralen 3) Druilen 4) Flaneren 5) Hannesen 6) Kuieren 7) Slenteren 8) Talmen 9) Teuten 10) Trampelen 11) Trappelen 12) Treuzelen 13) Wandelen 14) Zaniken 15) Zeiken 16) Zeuren 17) IJsberen 
langzaam heen en weer lopen (toon de herkomst via de etymologiebank)
met kleine passen en zonder doel heen en weer lopen vb: zij drentelde urenlang door de winkelstraat
zonder doel rondlopen