de huwelijkspartner zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'hywələkspɑrtnər ] Verbuigingen: huwelijkspartners (meerv.) degene met wie je getrouwd bent Voorbeelden: 'je huwelijkspartner kiezen' , 'verblijfsvergunning voor een huwelijkspartner' Synoniem: echtgenoot Synoniemen: echtgenoot echtgenote partij 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/huwelijkspartner