kwebbelen werkw. Afbreekpatroon: kweb·be·len Verbuigingen: kwebbelde Vervoegingen: gekwebbeld (volt.deelw.) praten, babbelen, kletsen . Synoniemen: babbelen kakelen klappen kletsen kwekken kwetteren praten ratelen snateren spreken wauwelen zwammen 1 definitie...
1) Babbelen 2) Kakelen 3) Keuvelen 4) Klappen 5) Kletsen 6) Kwekken 7) Kwetteren 8) Praten 9) Rammelen 10) Ratelen 11) Rebbelen 12) Snappen 13) Snateren 14) Spreken 15) Tateren 16) Veel praten 17) Wauwelen 18) Zwammen 1) Babbelen 2) Kakelen 3) Klappen 4) Klessebessen 5) Kletsen 6) Kwekken 7) Kwetteren 8) Praten 9) Rammelen 10) Ratelen 11) Rebbelen 12) Snateren 13) Spreken 14) Tateren 15) Tetteren 16) Wauwelen 17) Zwammen 
veel en snel spreken (toon de herkomst via de etymologiebank)
onophoudelijk veel, snel, druk en meestal opgewekt praten zonder iets belangwekkends te zeggen