kwetteren werkw. Uitspraak: [ 'kwɛtərə(n) ] Afbreekpatroon: kwet·te·ren Vervoegingen: kwetterde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gekwetterd (volt.deelw.) (van veel vogels tegelijk) geluid maken Voorbeeld: 'vrolijk kwetterende mussen' Synoniemen: babbelen kakelen klappen kletsen kwaken kwebbelen kwekken kwinkeleren praten schette...
1) Babbelen 2) Blutsen 3) Kakelen 4) Keuvelen 5) Klappen 6) Kletsen 7) Kneuzen 8) Knoeien 9) Kwaken 10) Kwakzalveren 11) Kwebbelen 12) Kwekken 13) Kwinkeleren 14) Praten 15) Ratelen 16) Schateren 17) Schetteren 18) Snateren 19) Spreken 20) Tateren 21) Tjilpen 22) Tobben 23) Wauwelen 24) Zwammen 1) Babbelen 2) Druk praten 3) Een druk geluid maken (bij vogels) 4) Geluid van een vogel 5) Geluid van vogels 6) Gerrebekken 7) Kakelen 8) Keuvelen 9) Klappen 10) Kletsen 11) Kneuzen 12) Kwaken 13) Kwebbelen 14) Kwekken 15) Kwetelen 16) Kwinkeleren 17) Lawaaierig praten 18) Onbetekenend praten 19) Praten 
druk geluid maken (toon de herkomst via de etymologiebank)
druk lawaai maken vb: de vogels zaten te kwetteren in de dakgoot
druk geluid maken (van vogels)
druk geluid maken (van vogels)