kakelen werkw. Uitspraak: [ ˈkakələ(n) ] Afbreekpatroon: ka·ke·len Vervoegingen: kakelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gekakeld (volt.deelw.) 1) (van kippen) geluid maken Voorbeeld: 'Als ze zo kakelt, heeft ze een ei gelegd.' 2) (van mensen) hard praten, vaak zonder veel kennis Voorbeelden: 'Wat zitten... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/kakelen
tok tok roepen vb: de kippen zaten te kakelen op hun stokken hard en druk praten vb: wat zaten die moeders weer te kakelen Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=kakelen