neerslaan werkw. Uitspraak: [ ˈnerslan ] Afbreekpatroon: neer·slaan Vervoegingen: sloeg neer (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft neergeslagen (volt.deelw.) 1) zo slaan dat iemand op de grond valt Voorbeeld: 'Hij werd op straat door een onbekende neergeslagen en beroofd.' 2) met geweld onderdrukken Voorbeeld: 'H...
1) Afsabelen 2) Afzetten 3) Bezinken 4) Condenseren 5) Doen zakken 6) Een neerslag vormen 7) Genadeslag geven 8) Knuppelen 9) Met geweld afzetten 10) Met geweld onderdrukken 11) Naar beneden slaan 12) Neerhalen 13) Omslaan 14) Omverwerpen 15) Onderdrukken 16) Onderuithalen 17) Overwinnen 18) Uitkristalliseren 1) Bezinken 2) Condenseren 3) Neerhalen 4) Neervallen 5) Omslaan 6) Omvallen 7) Onderdrukken 8) Onderuithalen 9) Precipiteren 10) Vellen 11) Vloeren 
• [erga] vanuit een homogene oplossing een vaste stof vormen die uitzakt. • [ov] [militair] met geweld onderdrukken. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
naar beneden slaan, iemand slaan zodat hij valt