neerzetten werkw. Uitspraak: [ ˈnerzɛtə(n) ] Afbreekpatroon: neer·zet·ten Vervoegingen: zette neer (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft neergezet (volt.deelw.) plaatsen Voorbeeld: 'een doos op tafel neerzetten' Synoniem: zetten Synoniemen: bijzetten deponeren geplaatst leggen nederzetten neerleggen opstellen plaatsen planten poten s...
1) Bijzetten 2) Deponeren 3) Geplaatst 4) Iets ergens plaatsen 5) Leggen 6) Nederzetten 7) Neerleggen 8) Neerpoten 9) Op de grond plaatsen 10) Opslaan 11) Opstellen 12) Plaatsen 13) Plant 14) Poten 15) Stationeren 16) Uitbeelden 1) Bijzetten 2) Deponeren 3) Geplaatst 4) Leggen 5) Aanbrengen 6) Nederzetten 7) Neerleggen 8) Neerpoten 9) Opslaan 10) Opstellen 11) Plaatsen 12) Plaatsnemen 13) Planten 14) Stationeren 
het ergens rechtop plaatsen vb: wie heeft die fiets daar neergezet? Synoniem: opstellen
•iets op een lagere plek plaatsen. • [toneel] overtuigend in kort bestek een persoon of type vertolken.
plaatsen
Het plaatsen van een voorwerp dat je hebt opgetild.